61 toogde ter vergadering der Staten-Generaal, dat de buitengewone 'belastingen" door zijn weigering om deze voor 1681 toe te staan, reeds van rechtswege vervallen waren. Zeeland en Gelderland verzetten zich tegen deze stelling, die in 'Strijd was met de „maximes van de regeering" (art. VI Unie van Utrecht). Zeeland stelde als voorwaarde voor de afschaffing der overige buitengewone belastingen, handha ving van die op de specerijen, vermindering van het uitvoer en verhooging van het invoer-recht op graan (tot f 8.per last) en vani het koolzaad (tot f 12.per last). De resolutie die 4 April 1681 door de Staten-Generaal werd genomen, is te vinden in het Ree. Zeesaaken, deel II, blz. 372. Zij bepaalde, dat het uitvoerrecht op graan zou worden afgeschaft en haar invoerrecht voorloopig verhoogd tot f6.- (tusschenvoorstel). In de geschreven resoluties der Staten-Generaal ontwaart men echter, dat het Recueil der Zeezaken slechts een deel van het verhandelde bevat. Achter het op p. 373 in het Recueil vermelde volgt dan, dat men nu drie en vier maanden besoigneeren zal over .het nieuwe tarief, speciaal op de „vette waren", waarvoor ver schillende provinciën zich interesseeren verhooging), over koolzaad (Zeeland en over de specerijen, mits een verhoo ging daarvan niet in strijd komt met het Octrooi der Oost- Indische Compagnie. De provincies moeten het daarover onderling eerst zien- eens te worden. Belangrijker is hetgeen daarna komt. Zeeland geeft „non consent in 't afschaffen van. de Extra- „ordinaris middelen", ook Groningen, hoewel niet van vol doende machtiging voorzien. In deze belangrijke zaak, zeggen de Zeeuwen, mag niet worden besloten dan. na voorgaand consent en besognes daar over tusschen alle de provincies en de resp. admiraliteiten gehoord. De Heeren van Zeeland moeten echter constateeren, „dat op haar vertoog geen behoorlijk regard wordt geslagen"" „en, ■niettegenstaande de afwezigheid van Utrecht en Over- „ijssel, en gebrek aan volmacht van Stad en Lande, de Provin- „cie Holland op het nemen van de voorschreven resolutie soo „seer heeft blijven urgeren, selfs onder verclaringe soo Haer „H.M. 'de resp. admiraliteyten niet en souden willen aan-

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1929 | | pagina 131