62
schrijven en bekent maecken, dat de Hooggemelde provincie
„door het in non consent de voorscreven middelen hadden
„gediscontinueert en om die reden niet langer vermoghen
„geheven te werden, dat de meer Hooggemelde provin'tie van
„Hollant soodanigh aanschrijven zelfs (zelf) zoude doen aen
„de admiraliteyten in hare provincie residerende en aen de
zelve alleen en afzonderlyk ordonneren om de Extr. Ord.
„middelen niet meer te heffen, soo moeten de welgemelte hee-
„ren gedeputeerden (van Zeeland) verclaren tegen deze ma
nnier van doen bekommerlijk aen te zien en onschuldige te
willen zijn aen de ondiens'ten en quade gevolgen, die daer-
„uit staen te resulteren en niettemin met volle vertrouwen, dat
„de Heeren Staten van Zeeland hebbende aen haer te re-
„serveren om even soodanigen regt in het continueeren ofte
„discontinueren van de middelen te water, onder wat naem
„van ordinaris ofte Extr. ord. die ook geintroduceert zijn, en
„gegeven worden te sullen gebruycken, als de provintie van
Holland sustineerd haer daer in te competeeren."
Ik vermeld deze uitlating in haar geheel, omdat het door
Holland ingenomen standpunt in 1725 zie aldaar aan
die provincie door de Zeeuwen en terecht voor de voe
ten geworpen zou worden
Zeeland kreeg echter zijn zin. Den 9den Mei namen de
Staten-Generaal een resolutie aan, om, indien op 1 Augustus
het nieuwe tarief nog niet gereed zou zijn en dat was een
vrij ondenkbaar geval de Extra-Ord. belastingen weer
zouden worden geheven. Hetgeen natuurlijk geschiedde. Toen
stemde Zeeland in verlenging der opheffing alleen toe, mits
de Oost-Indische Compagnie zou worden verplicht reeds van
de eerst binnenkomende schepen naar het ontwerp-Taiieï te
betalen.
Bij de verdere onderhandelingen over het nieuwe Tarief
bleef Zeeland zich verzetten, zoodat van uitvoering niets
kwam, terwijl ten slotte in 1685 de geldnood wederinvoering
der Extra Ord. middelen noodzakelijk maakte 1
1) Van Dillen verwijst hiervoor naar Sickenga 'blz. 200 vlg.
Het extract uit het desbetreffend Register aer Staten Generaal daarop
betrekkelijk (Res. 6 Juni 1685) is te vinden in Ree. Zeesaaken, II,
blz. 375
Het herstellen van den toestand van 1681 in 1686 kan men vinden
op blz. 379 van datzelfde Recueil II.
Zie een request van graanhandelaren in dien tijd op blz. 95 noot 1.