65 f 79.000.van het College ter Admiraliteit te Amsterdam deze daarentegen zegt, dat deze eisch niet is gefundeerd en ontkent, dat het tot zulk een bedrag zou loopen. 'De beslissing luidt, dat „het College ter Admiraliteyt te Am- „sterdam uyt de inkomende regten van de graenen aldaer aan „het coll. ter Adm. in Zeeland voor ofte tot het voorschreve „dedommagement zal betalen een somma van 50000 's-jaar- „lijks ende dat soo lange het middel van de inkomende ende ,,uytgaende granen sal werden geheven, volgens de voor- schreven resolutie van den vierden April 1681." Uit die uitspraak blijkt dus, dat inderdaad Zeeland sus- tineerde in 1681 schade geleden te hebben uit de verande ring in de heffing op de granen, en dat dit feit door Z.K.H. werd erkend. Voorts, dat er moeilijkheden zijn gerezen over provinciale belastingen, ingevoerd blijkbaar - althans het is de eenige conclusie, welke ik ter zake weet te trekken als represaille tegenover de verandering in de graanrechten, mo gelijk ingevoerd onder pretext, dat de Zeeuwsche Admirali teit zonder die nieuwe provinciale belastingen nu niet langer rond komen kon. De geneigdheid van Holland om tot het ver- leenen van een schadevergoeding mede te werken, zal dan daaruit zijn te verklaren, dat die provinciale belastingen be lastingen zijn, welke Holland drukken, binnenlandsche Zeeuwsche convoyen en licenten dus. Imtusschen maakt de uitspraak van 6 December 1687 om trent de preciese reden vam het toekennen der schadeloos stelling niets duidelijk en is het noodig, verder terug te gaan. Zoodoende kom ik op de opdracht aan Willem III door de Staten-Generaal gegeven, te vinden in de geschreven resolu ties van 11 Juli 1687. Alsdan wordt „geexamineert of de dif- „ferenten over de provinciale belastingen, door Zeelandt ge- introduceert, sou den kunnen werden geaccomodeert, off door „voorslagen, off door een seecker somme van penningen" aan het Coll. ter Admiraliteit in Zeeland voortaan jaarlijks te betalen uit de „vermeerde" inkomende graanrechten en of op den voet -der Res. van Holland van 9 Jan. 1683 in der minne zouden kunnen worden beslecht „de differenten ont- „staen over het dedommagement bij de Staten van Zeelandt „gepretendeert voor de schade, die het Collegie ter Admirali- „teyt (in Zeelandt) sustineert te hebben geleden door de ver- „anderinge van het middel van de incomende ende uytgaende „granen gedaen bij H.H.M. resolutie van den 4e April 1681".

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1929 | | pagina 135