76 leek op een rentenier, die zijn schaapjes op het droge heeft en met welgevallen neerziet op het zwoegen en ploeteren van zijn buren, als de schrijver der meermalen genoemde brochure verhaalt, dat „de bloei vermeerderde van jaar tot jaar, zoo- danig zelfs, dat eenige takken uit haar kracht groeiden", dan is die rijkdom voor een deel mede te danken aan de werking van het plakkaat van 1725, dat door zijn lage rechten 1zijn weinige formaliteiten, 'den buitenlandschen handel tot zich trok, den binnenlandschen voor de eigen havensteden behield en de Nederlanden nog eens weer maakte tot de „vracht vaarders van Euroop". „Het stelsel van gematigdheid en toegeving jegens den „koopman bevorderde het belang en genoegen der ingezete nen de welvaart verspreidde zich naar alle kanten de nijd „der naburen werd opgewekt, doch onder deze waren er „ook zulke, die door overtuiging bewogen werden, om de „waarheid hulde te doen" [dat een een ander aan het plak kaat was te danken] (Brochure Scheltema). Hoe deugdelijk dat werk was, kan daaruit blijken, dat het 100 jaar waarvan 25 na het Revolutietijdperk in stand bleef2) onder 'de meest ongunstige omstandigheden (corrup tie, nepotisme en tot het laatst toe particularisme) - zoodat het nimmer volledig het effect had, dat Slingelandt er zich van droomde. 1) Men was in 1568 en 1579 met lage rechten begonnen. De opeen volgende oorlogen en de gebrekkige 'Uitvoering der wetgeving, de fraude en die compositie welke factoren de opbrengst steeds deden blijven 'beneden de taxatie maakten het herhaaldelijk noodig, den heffinqsvoet te verhoogen. Bewust deed men nu evenals fo.v. in 1609, zie b'lz. 84 om den handel te bevorderen en de fraude te keeren, den stap van verlaging der rechten. 2) De resolutie van 1795 (welke zijn werking uitbreidde tot de Ge neraliteitslanden, zie Publicatie 20 Juli 1795), de Bataafsohe Republiek (onder welke voor het eerst een „Algemeen Stelsel van Belastingen" werd ingevoerd), het Koninkrijk Holland (met eenige wijziging, zie Decreet 21 Dec. 1807), lieten het plakkaat van 1725 intact. Het gold nog eenigea tijd gedurende de Fransche overheersching, en maakte daar na plaats voor de Fransche Douane-wetgeving. In 1813 werd het on- middellijk na de terugkomst van Oranje hersteld; eerst door de Wet geving op den In-, Uit- en Doorvoer, in het ontwerp nog op de „convoyen en licenten" geheeten, verdween het voorgoed. Dat de Wet gevers van 1816, 1819 en 1822 tal var. bepalingen aan dit historisch ge- g 'd wetsproduct ontleenden, zal, ook zonder dat ik het vermeld, ■duidelijk zijn.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1929 | | pagina 146