77
De maker -der bekende Algemeene Wet van 26 Augustus-
1822, Stbl. 38, de agent van Financiën J. H. Appelius,
wiens sprekende beeltenis men op een gravure in het gebouw
van het Zeeuwsch Genootschap te Middelburg kan aan
schouwen, die nog steeds de wetgeving der invoerrechten en
accijnzen beheerscht, ontleende tal van hare bepalingen en.
zinswendingen weder aan het placcaat van 1725. Die wet,
schoon verouderd, boezemt hem, die haar slechts accidenteel
beziet, een even grooten afkeer in, als zij anderen, die haar
goed kennen, bekoort (al zijn ook deze zich van haar ouder
domsgebreken bewust) om den zwier van haar uitdrukking,,
dien zij grootendeels weer aan het placcaat van 1725 ontleent.
De toestand op het wetgevend -gebied van den in-, uit- en
doorvoer is thans weer vrijwel hetzelfde als in 1725 (zie blz,
72). De wetgeving als geheel is uiterst moeilijk leesbaar,,
omdat niet de Algemeene Wet van 1822 meer de groote lijn
beheerscht, maar tal van andere wetten haar direct of in
direct wijzigden of naast haar aanvullende bepalingen geven.
In 1597 kwam de eerste nationale wetgeving op dit ge
bied tot stand; ruim een eeuw later is 1725 de tweede, in
1822 de derde. Het is te verwachten, dat men in de eerst
komende jaren, hoe moeilijk en omvangrijk de stof ook is,
althans partieel, de wijziging der in-, uit- en doo-rvoerwetge-
ving opnieuw zal ter hand nemen.
Dat het klein en particularistisch gezien was van Zeeland,
om zich met he-t vele goede, dat het nieuwe placcaat bracht,
niet te vereenigen omdat het per slot mede zijn 18de eeuw-
schen bloei aan dit olaccaat te danken had en de misbruiken,
die het ter zake liet insluipen, het eigen bederf teweeg
brachten -of verhaastten, moge na de gegeven uitwijding
duidelijk zijn.
Ik ben echter afgedwaald ik heb mij thans weer te be
palen tot den ernst van het oogenblik van 31 Juli 1725.
Die van Zeelandt verliezen den strijd.
Het stormsein is geheschen. Tot het laatste toe houdt
Zeeland stand en men komt, bij lezing van alles wat zich
in die dagen afspeelde, onwillekeurig onder den indruk van
dat kordaat, energiek optreden, in een verzet, dat, althans
wat het formeele aangaat, verklaarbaar was. Als het oogen-