81 Om den oorsprong van het nieuwe geschil goed te verstaan, dien ik nog éénmaal in de historie terug te grijpen. De ontvangst van het half licent of Verlof geld gesteld op de uitgaande en inkomende goederen, die de Zeeuwsche stroomen moesten passeeren, bleef, melden de Ned. Jaarboe ken, deel VII, blz. 92, aan de Hollandsche Admiraliteit slechts tot 1686 toe. „In 1686 werd het, om redenen, voor een tijd, aan de Ad miraliteit van Zeeland afgestaan, en dus het zelve, door „Zeeuwsche Commiesen, op de Hollandsche comptoiren ont vangen." De Hollandsche Admiraliteit verzette zich daar tegen echter herhaaldelijk op de oude gronden en met recht, omdat die goederen zoowel de Hollandsche als de Zeeuw sche stroomen moesten passeeren. Ten slotte, tegen de tweede helft der achttiende eeuw, weigerde Amsterdam, toen haar vertoogen niet hielpen, de betaling der jaarlijksche f 50.000. -vgl. blz. 63 aan de Zeeuwsche Admiraliteit. Uit een resolutie der Staten-Generaal van 8 October 1686 blijkt, dat de Heeren Staten van Zeeland, ,,of wel het Collegie ter Admiraliteit aldaar" onder voorgeven te zwaar belast te zijn „in verhouding tot de middelen aan het selve Collegie geaffecteert" de nakomelingen treden in de voetsporen der vaderen „sig" alweder „aanmatigde te doen heffen „het halve Licent van de waren gaande en komende langs de „stroomen aldaar, uit of na de Provincie Holland en West- .vriesland." De Gedeputeerden van Holland zetten ter vergadering der Staten-Generaal uiteen (zie blz. 28) hoe men tot de rege ling van 1597, tot op dat oogenblik van kracht gebleven, gekomen was vermeldden, dat de Zeeuwen tot deze eigen machtige regeling geen recht hadden, dat, wat de lasten van Zeeland betreft, uit de gegeven cijfers „zoo maar in het gros" 1) dat daarna in den jaare 1597 goedgevonden zijnde, dat de „Collegdën ter Admiraliteit souden werden gecomposeert uijt Persoonen „niet alleen voor die Provinciën, in dewelke de voorz. Collegies resideer den, maar ook uijt die andere Provinciën, de Heeren Staten van de „respective Provinciën, doenmaals specialijk hebben overgegeven en ver- volgens geresolveert is, dat geene Provinciën of Steden in het parti culier eenige vermeerdering of vermindering mocht maken en dit ge schieden moest door haar Hoog Mogenden en dat alsdoen het voorsz. „Regl. gemaakt op den ophef van het voorsz. half Licent, specialijk „meede is geconformeert en geresolveert, dat het plaats zou hebben."

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1929 | | pagina 151