84 in mijn beschouwingen betrek. Het hangt echter te nauw met het particularisme samen, dan dat ik het hier buiten bespreking kan laten. Van den aanvang af bemerken we in de plakkaten, in het bijzonder in den considerans, den wil der Staten-Generaal, nu het noodzakelijk is in- en uitgaande rechten te heffen, ten einde den oorlog te kunnen voeren, deze niet zwaarder te maken dan strikt noodzakelijk is en ze te heffen op de voor den handel het minst bezwarende wijze. De nood der schatkist maakt het vaak noodzakelijk om de rechten te ver- hoogen, doch a'ls het slechts even kan, gaat men tot verla ging over. Zie b.v. de „Nieuwe Moderatie'' van 13 Oct. 1609, Gr. Plb. I, blz. 549, na het tot stand komen van het Twaalfjarig Bestand uitgevaardigd, die aldus overweegt „omme van onze zijde niet na te laten, dat dienen mag ten eijnde alle de „Nederlanden wederomme bij vermeerderinge van de Neeringe „en de Trafficque in haren ouden sleur mogen komen, goedt „gevonden hebben, bij provisie de lasten op de goederen, in „de Vereenigde Nederlanden komende en uit deselve varen de, sulcks te modereren ende minderen, ende d'ordre op „den ontvanck derzelver alsoo te verlichten, dat indien van- „wegen de Eertshertogen [de souvereinen der Zuidelijke Nederlanden] van gelijcken gedan werde, men alomme in „de Nederlanden haast vernemen sal, in 't stuck van de „handel ende trafficque, de Vrucht des ghemaeckten „Bestands." Het belang van den handel bracht mee, dat eenerzijds door het heffen van lage rechten, anderzijds door het zoo eenvou dig mogelijk houden der formaliteiten en een leiding en con trole met zachte hand, de buitenlandsche handel naar hier werd getrokken. Reeds vroeg zaten vrijhandelsoverwegingen hier voor, doch van tijd tot tijd (zie b.v. onder het opschrift: „De Graan- politiek") kwamen andere overwegingen op den voorgrond, hetzij van nationalen aard (tegen den vijand), mercantilis- tische overwegingen of het gehoor geven aan den wensch van bijzondere gewesten. Doch tevens zien we wat anders. In dit hun goede voornemen worden de Staten-Generaal gedwarsboomd door menigvuldige knoeierijen, en door het particularisme der provinciën, speciaal van Zeeland.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1929 | | pagina 154