91 „selijck geintroduceeert, de kracht van de Placcaten en Or donnantiën geemaneert, wierde geeludeert ende genevereerdt „tot schade van 't land" en de bonafide kooplui. Door het „nieuw placcaat" (van 19 Juni 1687, Gr. Plb. IV, blz. 1243) zegt de Resolutie verder, zijn alle zoodanige prak tijken uitgesloten ;mccht er nu nog eenige duijsterheid zijn, dan kan men zich tot H.H.M. om opheldering wenden. M en vond de invoering van dit nieuwe placcaat, een bui tengemeen gewichtig oogenblik, vooral omdat ook Zeeland het beëedigde. Ik laat, om dit voldoende te doen spreken, het verslag, zooals het in Gr. Pl.b. IV, blz. 1255 is gegeven, ge heel volgen De heeren Gecommitteerden van de Resp. Colleges ter Admiraliteit, de advocaten-fiscaal en de secretarissen zijn binnengekomen, „dewelcke" (staat er) „ten deele zijn neder- geseten voor sooveel als er stoelen in de Kamer van H.H.M. „waren, ten deele staende, en aen deselve de voorsz. Hare „H.M. intentie door den Heer van Odijck ter vergadering „presideerende voorgedragen en door Hooghgemelde Sijne „Hoogheijdt Willem III) op het allerernstigste gerecommen- „dert, om hetselve exactelijck en praecise te achtervolgen en „naer te komen „De Heer Torek deed daarna „den eed uit aller naam" en „heeft de Fleer Odijck, alsmede gecommitteerden ter admirali- ,,teit in Zeeland" dit staat er uitdrukkelijk bij vermeld „insgelijcks de voorsz. belofte gepraesteerd, waarmede de ge „melde gecommitteerden, advocaten-fiscaa'l en secretarissen „wederom zijn afgegaen en in naam van hooghgemelde Sijne „Hoogheijdt voor de genomen moeijte, ijver enz., in dezen ge- „toont, bedanckt". Doch het ging met de exacte uitvoering van dat placcaat als met die der vorige de compositie bleef i-n stand, ja, nam hand over hand toe en ontwikkelde zich zelfs hier en daar, speciaal in de provincie Holland, tot een stelsel. Vandaar, dat men telkens weer, hoe langer hoe gestrenger, het gestrengst in 1725, deze praktijken verbood, terwijl het toch niet twijfelachtig is, of het gebruik was zoo ingeworteld, dat men er reeds aanstonds, ook in 1725, rekening mede hield, dat het niet geheel zou verdwijnen. Doch ernstiger was, dat men zelfs zijn uitwassen niet kee- ren kon. Anders dan t.a.v. die compositie over straffen vindt men behoudens misschien een zeer onschuldige aanwijzing,.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1929 | | pagina 161