100 Deze soort compositie heeft dus m.i. uitsluitend berust op de onderhandsche voorschriften, door de hiervóór geciteerde auteurs aangehaald. Beschouwt men de van zoo verschillende zijde gegeven verklaringen naast de duidelijke bewoordingen van de wet, dan ontvangt men den volgenden indruk De gestrenge bepalingen der wet hebben ten doel zich met kracht tegen de fraudeurs te weer te kunnen stellen. Het lag echter niet in de bedoeling al blijkt daarvan niet anders dan uit den aanhef der placcaten, welke steeds beginnen „tot protectie van de commercie en verschooninghe van de opregte kooplieden" de volle rigueur der bepalin gen over de convoyen en licenten tegen den Nederland- schen bonafiden koopman toe te passen. Is dit juist, dan geschiedde die heffing bij compositie, deels regelmatig, deels onregelmatig, deels volgens voor de 18de eeuw eerlijke begrippen, deels met frauduleuze doeleinden deels tot bevordering van den handel, deels in elke provincie ter bevoordeeling van het eigen kwartier. Dan is zij, zoo moeten wij concludeeren, allengs ontstaan trots de wetgeving, waarna de nieuwe wetgever van 1725 haar door het bepaalde bij artt. 41 en 42 binnen de perken trachtte te houden. 1) Toen bleek, dat dit niet gelukte, trachtte ten slotte de Ad ministratie, althans in Holland, door voor de uitwassen ad ministratieve regels, buiten het placcaat van 1725 om, vast te stellen, ter zake een redelijke en gelijkmatige toepassing te verkrijgen, doch ook dit bleek niet mogelijk, tot het misbruik zóó groot werd, dat er o.a. in 1795 nog Commiezen-Generaal waren, naar Engels, Geschiedenis der belastingen, blz. 41 mededeelt, die tot f 96.000.''s jaars wisten te maken uit hun emolumenten - 1) Vgl. -het door Scheltema medegedeelde Slingelandt (IV, blz. 292) zou ihet beter geoordeeld hebben, van 's Lands wege in deze speling of toelating te voorzien, en voorspelde, dat wanneer de H'ooge Regeering het systema van gematigdheid, zoo in de Lijst als in het Plak kaat openlijk had gemanifesteerd, de wijziging van dit een en ander gerustelijk aan den gang van zaken naar plaatselijke gesteldheid was over te laten. 2) Vgl, ook Res. 6 Jan. 1727, Gr. Plb. VI, bliz. 1387, die aanstelling

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1929 | | pagina 170