102
voor 6 jaar de Republiek tot een gelimiteerd porto franco te
maken.
Op m.i. deugdelijke gronden heeft Zeeland zich hiertegen
verzet. Zie b.v. Ned. Jaarboeken VI, blz. 12231261 en
13041325, XX, blz. 496, waarin het „Advies der H.H. Sta
ten van Zeeland, rakende den toestand der Commercie" van
19 Febr. 1754 is opgenomen.
De toon van dit stuk is vrij zakelijk, maar de vraagpunten
worden bezien uitsluitend van Zeeuwsch standpunt en de
vrees, dat anderen meer voordeel van de nieuwe regeling zou
den trekken dan Zeeland, straalt telkens door.
Slechts nu en dan wordt een steek onder water gelanceerd,
over de resultaten van het tegen Zeeland's wil doorgedreven
placcaat van 1725, dat, naar de Staten zeggen, geenszins aan
de verwachtingen heeft beantwoord. De rechten zijn niet de
oorzaak van het verval der Commercie. „Want welk is doch
„het succes geweest van het Placaet en Lijst van 1725, tegen
„de gedane vertogen van deze provincie gearresteert
„Het rendement der Middelen te water voor de Admiraliteit
..binnen deze Provincie (cursiveering van mij, v. d. P.) heeft
„in de laatste vijf en twintig jaren, namelijk sedert den ge-
.melden jaren 1725 en 1750, jaarlijks over de f 38.000.
„minder bedragen, dan in de voorgaande vijf en twintig
„jare
Men zie daarover en over de redenen waarom zulks alzoo het
was vooral het belang van den hier bloeienden commissiehandel, dat den
doorslag gaf mijn werk Wetgeving op den In-, Uit- en Doorvoer en
de Accijnzen, Z-wolle, W. E. J. Tjeenk Willink, 2den druk, blz. 135 vlg.
1) Het gestelde bewijst natuurlijk niet veel ten opzichte van de wer
king van het Placcaat in de andere provinciën.
Dat Holland dien nieuwen maatregel wenschte, dus verder wilde gaan
dan het plakkaat van 1725, bewijst m.i. dat men daar de zegenrijke
werking wèl geveelde en overigens hing het resultaat veel van de wiize
van uitvoering af.
Het is b.v. zeer wel mogelijk, dat aan eenige Zeeuwsche misbruiken
door het placcaat van 1725 een einde was gemaakt.
Bovendien zijn zooals hiervóór herhaaldelijk bleek de door de
Zeeuwen verstrekte overzichten en cijfers steeds te wantrouwen.
Uit het feit van vermindering van opbrengst bij verlaging van rechten
kan worden opgemaakt, dat de handel niet in alle provinciën in dezelfde
mate is toegenomen.
Uit res. Zeeland 19 Febr. 1754 en Staten-Generaai 22 Oct. 1755.
Ree. Zeesaaken 7. blz. 202, blijkt, dat Zeeland (maar de juistheid der