106 beraamd, ten einde de Provincie Zeeland zich aan de decisie ■der Prinses Gouvernante te doen onderwerpen (Zie onder: Nog eens het half licent) ten tijde der uitgifte van het be trekkelijk deel „in dien tijd te sterk en hartig gevonden wer- .„den, om ze, zoo straks, onder ieders oogen te brengen". Gekrakeel in de tweede helft der 18de eeuw. In elk geval -de medewerking van de Zeeuwsche Staten bleef onvoldoende. Ik moge dit met één voorbeeld -dat met één doet zien, dat de Eed door de magistraten af te leggen volgens het ontwerp 1754 (vgl. blz. 104) niet overbodig zou zijn geweest aantoonen. In 1758 waren door den Commis-Generaal in Zeeland •twee schepen in beslag genomen, doch deze werden door den Magistraat van Veere vrij gegeven. Naar aanleiding van dit gebeurde trokken de Staten-Generaal tegen de Staten van Zeeland van leer. Het moest dien Staten niet onbekend zijn, dat er een plakkaat van 1725 was. dat den Magistraat ge lastte, de ambtenaren der convoyen en licenten te assisteeren, ■en hetwelk wijders bepaalde, dat de kennisneming en judi cature van het stuck der middelen te water hun niet compe teerde. Dat dus de conduite van de regeering van Veere strek te, om de gansche ordre en den ophef van de middelen te water te renverseerenbehalve de onlusten en oneenig- heden, die tusschen de provinciën en leeden van dien daar- :uit te waghten waren De Staten-Generaal zullen het College ter Admiraliteit m .Zeeland en de Fiscaals aanschrijven, hier scherp recht te doen en aan H.K.H. de Vrouwe Gouvernante zal worden verzocht, „H.H.M. intentie te appuyeeren, teneynde de belee- „dighinge aan de judicature van het Collegie ter Admiraliteit „in Zeeland aangedaan, behoorlijk moge worden gerepareert ,,en zorg gedragen, dat diergelycke feitelijkheden niet meer „moogen gebeuren." En zie nu, met welke tirade de Staten-Generaal door „die „van Zeeland" worden afgescheept „De Heeren Gedeputeerden van Zeeland hebben verklaart, „dat dewijl de Heeren Staaten, haare Principalen, niet ver gadert zijn geweest, wanneer de voorsz. zaak is voorge vallen en dus geen kennis daarvan hebben, wel te moogen „lijden, dat hooghstdeselve door Haar Hoogh Moogende dies-

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1929 | | pagina 176