109 al moeten zij toegeven, dat door te slappe uitvoering en het provinciaal particularisme de uitvoering op den duur is vasf-- geloopen. De Tweede Kamer van 1816 verzette zich tegen de toen voorgestelde hooge rechten, de talrijke sancties en speciaaL ook tegen het oprichten van linie's, zooals wii die thans nog kennen, aan de grenzen, in welke strooken gronds tal van verbods- en toezicht-bepalingen gelden, welke verschillende lasten leggen op de daar wonende bevolking. In de plaats daarvan kende het placcaat van 1725 een stelsel van binnenlandsche paspoorten, die alle goederen van hinnenlandschen oorsprong, ten bewijze, dat er geen rechten- op kleefden, moest vergezellen Ook hier werd een com promis voorgesteldmen nam niet alle strenge linie bepalingen van België over, en aanvaardde evenmin het stel sel van binnenlandsche paspoorten in geheelen omvang, maar hield het ook ten deele in stand2). De Staatsraad Wichers, die dat stelsel verdedigde, wees er op, dat de wetgevers van 1725 en vroeger ,,het middel der „binnenlandsche paspoorten, hoe omslachtig ook, gekozen „hebben, daartoe ligtelijk bepaald door de constitutie van „het land zelve, die niet gedoogde, dat de Staten-Generaal „in en op de zoomen der grensprovinciën, eene zoodanige on afhankelijke souvereiniteit uitoefenden en deden uitvoeren, „als noodig was, om in allen deele en met kracht deze gene- „raliteitsbela-sting aldaar te doen invorderen en de sluikerijen „te beteugelen of te corrigeren". En dan. voor het laatst, beluisteren wij nog eens een na klank van het Zeeuwsch particularisme uit den mond van den afgevaardigde Byleveld, die zich op die vroegere uiting van Zeeuwsche zelfstandigheid toch nog een weinig verheft. Hij kan niet inzien, dat de Staten-Generaal die bevoegd heid niet zouden hebben gehad, om in de grensprovinciën zulke verordeningen daar te stellen, op hetzelfde oogenblikr 1) Dit systeem is nooit geheel uitgevoerd en werd telkens gebrekkiger toegepast. De grondbepalingen ter zake zijn te vinden in het Placcaat op het stuck der binnenlandsche paspoorten van 17 April 1665, Ree. Zee zaken deel 1. Vgl. mijn werk: „Wetgeving In-, Uit- en Doorvoer en Accijnzen", 2en druk, blz. 260 en de redevoeringen vermeld in het Volledig Zamenstel. 2) Vgl. art. 10c der Stelselwet 1821 en art. 157 der Algemeeme Wet. ir. 1822, Stsbl. 38.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1929 | | pagina 179