110
dat zij tot de instelling der binnenlandsche paspoorten con
cludeerden, die, zooals de Directeur-Generaal (Wichers) zelf
zegt, naar de wet uitgevoerd, ten uiterste drukkend zoude
.zijn geweest voor allen binnenlandschen handel en vervoer
„Gaf dan de constitutie van dien tijd aan de Staten-Gene-
„raal meer macht en bevoegdheid om al de provinciën te druk-
„ken, dan wel alléén die, welke de grenzen uitmaakten
Het is onverstaanbaar, hoe de Staten-Generaal niet
„in de grens-provinciën de noodige maatregelen zouden heb-
„ben kunnen doen uitvoeren, terwijl zij macht en kracht ge
noeg hadden, om dat placcaat van 1725, in de provincie
Zeeland, die er nimmer in had toegestemd, te doen uitvoeren
„en naar-leven, indien niet de constitutie van dien tijd, daar-
„toe volkomen regt en magt gave".
„De Zeeuwen toch, Ed. Mog. Heeren", voer de spreker
voort, en we zien hem in gedachte het hoofd oprichten en
in 't ronde zien, „waren, in 1725, even weinig als in een
„ander tijdvak, onder de zoodanigen te rangschikken, met
„welke de Staten-Generaal gemakkelijker dan met eenige
„.andere volkeren van de vereenigde gewesten konden om
springen."
Inderdaad, het is ook ons in het voorgaande gebleken,
dat het in de geschiedenis der Republiek in het bijzonder de
Zeeuwen zijn, die doelbewust de eenheid der Unie bestook
ten, maar overigens heeft ook dat zagen wij de Staats
raad, Directeur-Generaal der convoijen en licenten, het bij
het rechte eind.
Het was in strijd met de „constitutie van 1579", dat het
placcaat van 1725 tegen den wil van Zeeland werd door
gevoerd, en het ontbrak den Staten-Generaal inderdaad aan
de macht, het uitgevaardigd plakkaat, hetzij op het stuk der
binnenlandsche paspoorten t). hetzij op eenig ander, door te
voeren op de wijze als in de bedoeling had gelegen.
1) Ook de toestand aan de grenzen was ten deele anders dan de Heer
Bijleveld zich die dacht.
Berst bij Publicatie van 20 Juli 1795 van het Comité tot de zaken
van de Marine wordt het placcaat zoodanig 'geëmaneerd, dat de in
gezetenen van de generaliteitslanden worden gelijk gesteld met
de overige ingezetenen der republiek.
Art. 150 vlg. van het Placcaat bepaalde, dat het platteland van het
district van de Generaliteit uitgesloten was, o.a. van het kunnen ver
krijgen van binnenlandsche paspoorten.