112 „bepalingen van Karei V en Philips II, die algemeen golden. „In hoofdzaak waren er dus slechts enkele regels van staats- „rechtelij'ken aard, die formeel voor de geheele republiek de zelfde waren, d.w.z. die dezelfde bron hadden". Doch indien deze schrijver zijn oog niet alleen gericht had op het gemeen recht, doch ook op het fiscale, dan zou hij heb ben ontwaard, dat naast de Unie van Utrecht die een wei nig concreet recht inhield in datzelfde jaar een andere al gemeen geldende Nederlandschen rechtsbron" was ontstaan, die, concreter van inhoud, en van grooter belang voor volk en Staat, in stand bleef en -- trots verzet en wanbegrip zich handhaafde en consolideerde. In de wetgeving der Staten-Generaal over de convoyen en licenten, van 1579 af telkens aangevuld, vernieuwd en hervormd, doorliep de Sta tenbond der Vereenigde Nederlanden naast de practische in de Buitenlandsche en Koloniale politiek zijn leerschool tot eenheid. Zoo bereidde die wetgeving mede ook die eenheid vóór. Toen ik begon, heb ik er aan herinnerd, dat men onder de Republiek althans een gezamenlijk patria erkende ik zou er nog op kunnen wijzen, dat ook verschillende malen van „den Staet" wordt gesproken in de publicaties der Republiek, die een veroverd Staats-Vlaanderen bezat dat Valerius het „Volk der Nederlanden" opriep, dat er in later tijd een Ne- derlandsch placcaatboek en Nederlandsche Jaarboeken waren en dat ook in minder officieele stukken men zie o.a. de briefwisseling van den Gouverneur-generaal van Imhoff met den advocaat-fiscaal Boreel 1) herhaaldelijk van Neder land wordt gesproken. Doch hoe bitter weinig echte eenheid komt men tegen, als men zich in de finesses der Vaderland- sche historie verdiept. Rembrandt's beroemd schilderij „De eenheid van het Land" doelt slechts op de eenheid der pro vincie Holland Hoe anders is dit thans, trots ook den laatsten tijd weer toegespitste verschillen, geworden. En voorzeker is het nu niet meer de Zeeuw, die meer dan anderen eigen eischen stelt en eigen wenschen koestert, of een dissonant laat hooren in den éénklank van het Nederlandsche volk. 1) Zie Bijdr. en Meded. van het Historisch Genootschap, 50ste deel, blz. 321 vlg.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1929 | | pagina 182