116
belofte, die Westhovius in groote moeilijkheden zou hebben
gebracht. De juiste toedracht is evenwel niet duidelijk.
Met den heer Been ben ik van oordeel, dat van een man
als Westhovius, die bij de Ruyter in zoo hoog aanzien stond,
geen daden kunnen worden verwacht, die een blaam op zijn
persoon of karakter zouden werpen. Dit is mij echter niet
voldoende; uit de officieele stukken1) wil ik aantoonen, dat
aan Westhovius in deze zaak niets oneervols valt te verwijten,
maar dat hij het slachtoffer is geweest van een klein gedoe
en een heerschzuchtig drijven, dat hem aanvankelijk te mach
tig was, doch waartegen hij zich na zijn eersten tocht met
de Ruyter, die van den bescheiden jongeling een man had
gemaakt, met alle kracht verweerde.
Het bekendmaken van de geschiedenis der trouwbelofte
had voor mij te grooter aantrekkelijkheid, omdat het slot ons
onverwacht een nieuw en treffend beeld geeft van het milde,
altijd verzoeningsgezinde karakter van de Ruyter, dat hem
als mensch zoo ver boven anderen verhief.
Hoe de zaak zich heeft toegedragen, moge uit het volgende
blijken.
Zondag 26 Juli 1671 was een bijzondere dag in het bestaan
van Hekelingen, het vriendelijke dorp in het eiland Putten.
Nadat toch de Gereformeerde (Hervormde) gemeente al
daar, door het vertrek van Ds. Carolus Bakelindus naar Zuid-
land, eenigen tijd herderloos was geweest, zou op genoemden
dag de proponent Theodorus Westhovius van Dordrecht, die
op 6 Juni was beroepen en de beroeping had aangenomen,
zijn intrede in de gemeente doen, na vooraf door Ds. Philippus
1) De gegevens voor d;it artikel werden uit verschillende gemeentelijke
en kerkelijke archieven en ook uit het Rijksarchief verzameld. Bij-
zonderen dank voor de gegeven voorlichting en verleende hulp bij -mijn
nasporingen ben ik verschuldigd aan den helaas overleden Prof, Dr. P. J.
Blok te Leiden en aan de heeren Dr. L. W. A. M. Lasonder, archivaris
van de Ned. H'erv. Kerk te 's Gravenhage Joh H, Been gemeente
archivaris van Den Briel J. L. van Dalen, gemeente-archivaris van
Dordrecht Dr. A. van Iterson, Ned, Herv. predikant aldaar, J. J. van
Aken, burgemeester van Zevenbergen en Aug. Stein te Dusseldorp.
Mijn dank geldt ook de heeren Ds. C. v. d. Nieuwenhuizen, Ned. Herv.
predikant en A. Avé, gemeente-secretaris te Hekelingen, die te mijnen
behoeve het kerkelijk archief aldaar doorzochten. Alles, wat op den tijd
van Westhovius betrekking had en wat zooveel belangrijks moest bevat
ten, bleek echter verloren gegaan of vernietigd te zijn.