120
ten einde een helder licht te doen vallen op den aard van den
tegenstand, waartegen Westhovius te strijden had.
In een later stadium der zaak diende de kerkeraad te Dor
drecht een klacht in bij de Classis te Brielle. Hendrick de
Meyer zou voor het overbrengen van den brief als bode fun-
geeren hij kon dan tevens als pleitbezorger voor de belangen
zijner zuster optreden. In de notulen nu van de vergadering,
waarin dit schrijven behandeld werd, vinden wij de volgende
aanteekening
„En sal door een beleefde brief den E. kerkenraad
van Dordrecht een Copye van dit geresolveerde werden
toegesonden met een nevensgaande versouk, dat indien
haar E. aan dese vergaderinge yets heeft te notifice
ren, sulx door een beleefder en bescheydener bode, als
dese geweest is, te willen doen".
Ook een brief van een der ouderlingen te Hekelingen aan
Hendrick de Meyer, toevallig bewaard, spreekt boekdeelen.
Dit schrijven was van den volgenden inhoud
„Sr. Heynderick de Meyer,
Saluit, ick hebbe UI. twee aparte aenschrivens ontfan-
gen, waeruyt gij eenigh bedencken schijnt te geven
ofte ick de papieren van U aen mijn overgelevert onder
mijn sochte te houden, maer neen, houdt U verseeckert
dat ik deselve over een tijt al aen de kerckenraet vol
gens UI. begeren gecommuniceert hebbe ende oock do.
Westhovius vertoont hebbe neffens de kerckenraet,
ende dat UI. ons gelieft voor te schrijven, waervoor
wij do. Westhovius sullen verclaren indien hij sijn be
loofde troubelofte niet en comt te bevorderen, dunckt
mijn niet noodigh om van UI. daer van geïnstrueert te
werden voorders versouck ick dat gij aen mijn party-
ckelier niet meer en gelieft te schrijven, want ick de
brieven over die saeck in mijn partyckelier niet meer
sal bantwoorden, eyndigende Gode in bescherminge
bevolen.
w.g.A. CLAESSE GOUTSWAERT.
Hekelinge desen
31 January 1674.
Discreete Sr. Heynderick de Meyer
cooperslager bij de lombaerdbrugh
in de Kerckstraedt te Dorderecht".
Het voorgaande is zeker alleszins voldoende om ons een