121 voorstelling te maken van de geaardheid en het temperament van Hendrick de Meyer. Daar vreesaanjaging geen resultaat opleverde, moest iets anders worden bedacht. Men hield familieraad en besloot de hulp in te roepen van den hoog in aanzien staanden en ver maarden Gereformeerden predikant te Dordrecht, Ds. Jacobus Lydius 1 Of nu Hendrick de Meyer wel de juiste man was om aan Ds. Lydius een objectieve voorstelling te geven, is aan ge rechten twijfel onderhevig; maar zeker is het, dat hij zijn doel bereikte, want Ds. Lydius beloofde medewerking. Hij zou de zaak wel opknappen. Wat ter wereld genoemden predikant kon bewegen zich met het geschil in te laten, is mij een raadsel. Anna de Meyer en hare familie behoorden tot de Mennonieten zij gingen hem dus als leden eener andere kerkelijke gemeente niet aan. Ook over Westhovius was hij niet als opziener gesteld. Deze was een, zij het ook jonger, collega, over wiens daden hij niet te oordeelen had. Wellicht heeft Ds. Lydius in wat al te groote zelfverzekerdheid gemeend, dat hij was uitverkoren tot de heerlijke taak om een verdoold schaap tot den rechten weg terug te brengen. Helaas, dat hij te lichtvaardig en te haastig aan afdwaling geloof sloeg. Medewerking was echter toegezegd en men verwachtte daden. En zoo werd dan Westhovius tegen 20 October 1671 naar Dordrecht ten huize van Ds. Lydius ontboden tot een bespreking, die ook door een ander Dordtsch predikant, Ds. Johannes Vrechemius, zou worden bijgewoond. Had Westhovius aan de beide predikanten duidelijk ge maakt, dat hij hunne inmenging in zijn particuliere aangele genheden niet wenschte, dan was daartegen weinig in te brengen geweest. Maar hiertoe ontbrak hem op dat oogen- blik nog de vereischte vrijmoedigheid zonder twijfel heeft hij, de nog jonge en gansch onervarene, die zoo hooge opvatting van het predikantsambt had, tot zijn veel oudere collega's met den grootsten erbied en als halve heiligen opgezien. 1) Ds. Jacobus Lydius, geboren 1610, overleden 1679. In 1633 predikant te Bleskensgraaf, van 1637 tot zijn dood te Dordrecht. Hij had een grooten naam als letter- en oudheidkundige in 1643' werd' hij' op voordracht van Jacob Cats door de Staten benoemd als leeraar bij het buitengewoon gezantschap ter bemiddeling van den vrede tussclhen Karei I en het Parle ment. Zie verder Biografisch Woordenboek van v. d, Aa, blz. 241.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1929 | | pagina 191