126
lemneelen eede bevestight" hebben, in strijd met de waarheid
is.
Op grond van een en ander dacht de kerkeraad van Heke
lingen er niet aan zich met de kwestie te bemoeien men
liet dit over aan den burgerlijken rechter.
Hadden de Dordtsche heeren maar willen begrijpen, dat zij
zich te ondoordacht in de zaak hadden gemengd en dat alle
pogingen om door dwang het beoogde doel te bereiken on
voorwaardelijk schipbreuk zouden lijden. Westhovius was
niet meer de man om zich nogmaals te laten intimideeren.
Door zijn tocht met de Ruyter, ter gelegenheid waarvan hij
aan boord van de Zeven Provinciën'' de vermaarde zeeslagen
bij Schooneveldt en Kijkduin had medegemaakt, had hij een
algeheele verandering ondergaan. De schuchtere, bedeesde
jonge man van vroeger had zich tot een krachtige, zelfbewuste
persoonlijkheid ontplooid, die zich niet langer als een onmon
dige liet behandelen.
De zaak werd hem dan ook te bont en nog vóór de kerke
raad van Hekelingen aan dien van Dordrecht zijn antwoord
had doen toekomen, stelde hij, overtuigd van zijn goed recht,
een aantal interrogatoria (rechtsvragen) en deed de predi
kanten Ds. Lydius en Ds. Vrechemius per deurwaarders-
exploit sommeeren hierop onder eede voor het gerecht van
Dordrecht te antwoorden.
Deze onverwachte daad veroorzaakte een niet geringe
ontsteltenis. Van aanvallers werd men op eens aangevallenen
en het kan niet ontkend dat de heeren in hun beweringen wel
wat heel boud waren geweest en zich zwak moesten voelen.
Dat b.v. de trouwbelofte was beëedigd, kon niet worden vol
gehouden er stond wel ,,Ick onderges. beloove met solem-
neele eede", maar een eed was door Westhovius niet afgelegd.
Ook hadden zij geschreven dat hij voorgaf „weygerigh te
willen blijven en liever alles te willen lijden, als met voors.
dochter te willen trouwen", doch zij hadden verzuimd er bij
te voegen op grond van de afgedwongen trouwbelofte. Zoo
was er meer.
Onmiddellijk na ontvangst der dagvaarding op 10 Januari
1674 werd een spoedeischende kerkeraadsvergadering uitge
schreven. Het voorgevallene werd ter kennis van de aanwe
zigen gebracht verder vermelden de notulen
,,soo stellen de E. broederen voors." (Ds. Lydius en
Ds. Vrechemius) ,,de E. vergadering in bedenkinge of