127 sij wel gehouden sijn op die interrogatoria soo se daer leggen in saecke en maniere te antwoorden en of niet beter ware sulckx te declineren om gewichtige redenen bijgebracht en de consequentien daer uyt volgende. De E. vergaderinge dese saecke rijpelyck en in des Heeren vrees observerende heeft met eenparicheyt van stem men voor goet ingesien en geresolveert den heer borgemr. voor eerst daer over met alle eerbiedicheyt aen te spreken en gedienstigh te versoecken dat de kerkeraet bij het genieten van haer out gebruyck in rust mocht werden gelaten, sonder genootsaeckt te sijn op diergelijcke interrogatorien te moeten antwoorden en in cas de heer borgemr. mocht komen te difficulteren de heeren vant gerecht daer over te begroeten". Waarom, vraagt men zich af, moest dit alles in een onder onsje worden klaargemaakt, of liever bekonkeld Waarom konden de heeren niet met opgeheven hoofde voor het ge recht verschijnen en daar hun bezwaren inbrengen Hadden zij inderdaad goede gronden om zich te verontschuldigen, dan zouden zij toch zonder twijfel in het gelijk gesteld zijn Welbeschouwd stond de kerkeraad geheel en al buiten de interrogatoria. Niet hij was gesommeerd om getuigenis der waarheid te geven over hetgeen bij het afdwingen der trouw belofte was voorgevallen neen, de heeren Ds. Lydius en Vrechemius waren gedagvaard en wel in privé, immers ambte lijk ging de zaak hun ten eenenmale niet aan op het oogenblik dat zij Westhovius tot teekenen hadden bewogen. In het zich verschuilen achter den kerkeraad werd blijkbaar de eenige uitredding gezien. Reeds den volgenden dag werd door ,,de broederen gedeputeerden gerapporteerd dat se met den heer borgemr. over die interrogatoria hadden ge sproken en volgens de vorige resolutie versogt. De heer borgemr. had aengenomen sulckx aen het gerechte favorabel voor te stellen". Zoo werd het Westhovius onmogelijk gemaakt te doen blijken wat de waarheid was. Ondertusschen had zich de familie de Meyer, wachtens moede, weder gemobiliseerd. Ditmaal waren het èn de broeder èn de ,,meuye", die op den kerkeraad werden losgelaten. Hun eisch was „dat de sake different tusschen Ds. Westhoff en Anna de Meyer finalyck mochte werden afgedaen of

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1929 | | pagina 197