128
ten minste aan de E. gedep. van Putten versocht dat deselve
door haer authoritheyt de kerkeraet van Hekelingen wilden
houden tot haer debvoir ende daer toe brengen dat sij de
sake ten principale wilden ter hant nemen".
„Finalyck" afdoen, ja, dat had de Dordtsche kerkeraad ook
wel gewild, als hij er maar kans toe gezien had Over de
mogelijkheid van het voldoen aan dezen eisch werd wijselijk
maar niet verder gesproken doch men besloot grootmoedig
„(het laatste lidt van haer versoek toe te staen".
De Eerw. Gedeputeerden van Putten zouden dus den ker
keraad van Hekelingen onder handen nemen.
Het was geenszins onwelkom, dat nu eens aan anderen
kon worden opgedragen om de Hekelingers tot hun plicht
te brengen. Over het van den kerkeraad ontvangen antwoord
was men te Dordt altijd nog bitter slecht te spreken, zooals
blijkt uit een rescriptie, waarin o.m. het volgende voorkwam
,,Wij hebben verstaen, dat de redenen waerom D.
Westhovius weygerich blijft de dochter, waar aen hij
verlooft is, te trouwen de twee navolgende sijn 1. om
dat sijne E. de beloften die aen de voors. dochter ge-
daen heeft door dreygementen en niet door vrijwillige
genegentheyt of liefde tot deselve dochter sijn afge
perst, 2. om dat het niet waer is dat (gelijck wij schrij
ven) hij de voorsz. huwelicksbelofte soude beëedicht
ende beswooren hebben. Op de eerste reden vinden
wij ons genootsaeckt te seggen, dat wel is waer eenig
dreygement van een broeder aen hem D. Westhovius
is geschiedt, maer dat hij effer voor en nae het gemelte
dreygement schriftelyck ende mondeling vrij eygen-
willichlick en buyten dwang sich door huwelicksbelof-
ten verbonden heeft, gelijck daer van de eygen hant
van D. Westhovius kan werden vertoont. Uyt de
laetste van welcke schriftelycke belofte (sijnde dit ons
antwoort op de tweede reden) oock klaerlick blijckt
dat D. Westhovius met eede sigh aen de meergemelte
dochter heeft verbonden, selfs nae den tijt in welcken
hij klaegt met eenich dreygement bejegent te sijn.
Dat nu tegen dese middach-klare waerheyt door D.
Westhovius soo vrijmoedigh wert gesproken kennen
wij ons nauwelicks daer op genoegsaem verwonderen".
Van harte zou ik wenschen, dat deze orakeltaal voor ons
■even middagklaar was, als zij voor de heeren scheen te zijn.