129
Wij zullen ons hierover niet vermoeien en liever nagaan
welk gevolg het optreden van Eerw. Gedeputeerden van Put
ten had.
Den 25 Januari 1674 ontvingen zij een schrijven van den
Dordtschen kerkeraad en naar aanleiding daarvan verzocht
men te Hekelingen om een onderhoud, dat spoedig plaats
vond.
Op de klacht van den kerkeraad te Dordrecht, dat de ge
zonden brieven niet werden beantwoord, gaf de kerkeraad
te kennen, telkenmale van antwoord te hebben gediend, ten
bewijze waarvan afschriften van de verzonden brieven werden
getoond. Ten opzichte van de trouwbelofte stelde men zich
op het standpunt, dat die uitsluitend door bedrog en dwang
verkregen was op grond hiervan wenschte men zich met de
zaak niet in te laten. En toen de heeren ten slotte nog eens
op het gemoed van den Hekelingschen kerkeraad wilden wer
ken door er op te wijzen, dat de houding van hun predikant
ir. de gemeente ergernis en aanstoot moest verwekken, werd
eenvoudig geantwoord, dat men zich vergiste en dat te
Hekelingen van' ergernis over den predikant in het minst geen
sprake was. Mocht die tegen hun verwachting toch nog drei
gen, dan zouden zij er wel tegen op weten te treden. De hee
ren behoefden zich werkelijk niet te verontrusten.
Die brave Hekelingers Zij hadden hun predikant al lee-
ren kennen en waardeeren. Onvoorwaardelijk stonden zij ach
ter hem. Ja, wanneer een predikant eenmaal hun vertrouwen
gewonnen had door mede te leven en te deelen in hun lief
en leed, kon hij onder alle omstandigheden op hen rekenen.
Zoo is het gebleven eeuwen daarna.
Het kan niet gezegd, dat de Eerw. Gedeputeerden krachtig
in hun optreden waren geweest maar natuurlijk waren zij
volkomen op de hoogte van de verhoudingen te Hekelingen
en de gezindheid ten opzichte van den predikant.
Groote voldoening kunnen de heeren niet gevoeld hebben,
vooral niet toen zij op hun vraag aan de Classis om ver
goeding van de gemaakte kosten een weigerend antwoord kre
gen met de deftige mededeeling, „dat die actores op welckers
versoeck de deputatoorlycke •besoignies sijn genomen, dit haer
versoeck sullen behooren te voldoen".
Met dit al kwam de zaak geen schrede voorwaarts en ten
einde raad besloot de kerkeraad van Dordrecht een klacht
bij de Classis van Voorne en Putten te Brielle in te dienen.