XE
een groote 14e-eeuwsche kerk. Of het nu wel vaststaat, dat
deze kerk ooit geheel voltooid is, weet ik niet. Inderdaad
vertoont de kaart„De loop van de Schelde", die door J.
Denucè gepubliceerd werd en door hem op het einde der 15e
eeuw gesteld, te „Weerde" een kruiskerk, maar het is de
vraag in hoeverre dit gegeven vertrouwen verdient. Gezien
de zuilen in den Noordelijken muur van de tegenwoordige
kerk kunnen we in ieder geval wel aannemen, dat de plaats,,
waar de graven gevonden zijn, van 1400 tot 1589 binnen de
kerk gelegen heeft. Daarna lag deze plek buiten de kerk en
heeft eeuwen lang tot het kerkhof behoord.
Uit schriftelijke bronnen blijkt, dat aan het groote bouw
werk uit het einde der 14e eeuw een ander kerkgebouw voor
afgegaan is. Grijpink, 1914, „Register op de Parochiën enz. in
de rekeningen van den Utrec'htsohen Dom" I, 160 sqq. ver
meldt de Maria-kerk te Waarde in de jaren 14051565. Ook
oudere stukken spreken van een kerk aldaar. In of kort voor
1187 verwierf de Cisterciëniser Abdij van den Dunen bij Veur-
ne (West-Vlaanderen) grondbezit in het ambacht Rilland in
Zuid-Beveland. Zooals ik in samenwerking met den heer
J. M. de Nooijer uitvoerig hoop aan te toonien, is dit „land in
Rilland" in hoofdzaak identiek met de latere heerlijkheid
Waarde. In het laatste kwart der 12e eeuw strekte het ge
bied van Rilland zich dus zoover Westwaarts uit als het te
genwoordige Waarde. Waarschijnlijk is het in de 13e eeuw
door erfopvolging en verkoop in' een aantal afzonderlijke am
bachten gesplitst, waarvan een den naam Rilland bleef
dragen. In 1199 had de Abdij van den Dunen op het genoem
de terrein een „grangia" of „monicscure", anders gezegd een
boerderij als filiaal van het klooster. Allicht was er toen reeds
een kapel of kerkje. Sedert 1219 vindt men voor deze be
zitting den naam'„Ward" in gebruik. In 1222 verkocht de
Abdij van den Dunen deze bezitting aan twee Zeeuwsche
edellieden Wolfaard Wissenzoon van Burgh en Dankaard
Willemszoon van Welle. In een der desbetreffende contrac
ten vinden we de bepaling, dat de nieuwe eigenaars zelf zich
een priester moeten zoeken en dien aan den abt voorstellen.
Als er een priester noodig was, dan was er ook een kerk I
De nieuwe bezitters van Waarde worden in de oorkonden
meestal bij hun ouden naam genoemd, een enkelen keer echter
„Dankaard en Wolfaard van Ward". Hun beider zonen noe
men zich steeds „van Warde" of „van Werde". Jan van