138
bij nacht Philip van Almonde langs denzelfden toenmaals zoo
bezwaarlijken overland-weg terug te keeren, en alweer na
vele maanden zwalkens langs de zee het lijk van onzen
grootsten zeeheld in behouden haven te helpen brengen"
ik herhaal, verwondering moet het wekken, dat een man
van dergelijke kwaliteiten openlijk zoo weinig blijk van er
kentelijkheid heeft ontvangen voor de belangrijke daden, die
hij, ook buitien zijn taak als vlootpredikant, in 's Lands dienst
verrichtte.
Hijzelf verlangde allerminst hulde in eenvoud en zonder
zelfverheffing hervatte hij, na de begrafenis van de Ruyter,
te Hekelingen zijn herderlijke taak. Nog eenmaal, tijdens zijn
predikantschap te Zevenbergen, zou hij zich in volle kracht
kunnen toonen, namelijk in 1688 toen hij Willem III op diens
verzoek als predikant vergezelde op den beroemden tocht naar
Engeland. Daarna brak de donkere tijd aan, de tijd, dat hij,
de man van zoo breede levensopvatting, om der wille van
zijn groot gezin, het hoofd moest buigen voor de benepenheid
van kerkeraad en Classis, die niet in staat waren zijn ver
draagzaamheid jegens andersdenkenden te begrijpen en naar
waarde te schatten 1
Zou hij in die moeilijke dagen nog niet eens met weemoed
aan den grooten tijd van zijn vlootpredikantschap, maar ook
aan de aanhankelijkheid en trouw zijner Hekelingers hebben
teruggedacht
1) Te Zevenbergen bestond' toenmaals de regel, dat alle huwelijken
in de Gereformeerde kerk bij .het einde van de predicatie voltrokken
werden. Dientengevolge waren de roomsdh-katholieken, die in het huwelijk
wilden treden, gedwongen aanwezig te zijn bij de godsdienstoefening in
een kerk, die de hunne niet was.
De verdraagzaamheid van Westhovius verzette zich tegen dezen toe
stand, dien hij voor andersdenkenden stuitend oordeelde. Met het oog
hierop stelde hij roomsdhe paren in de gelegenheid om op andere dagen
in de consistoriekamer te trouwen.
Een hevige strijd ontbrandde hierover. De kerkeraad eischte, dat aan
het „oude loffelijk gebruyck" zou worden vastgehouden, omdat door het
bijwonen der predicatie „d'Heere soodanige bijwijlen soude connen tot de
waerheyt brengen".
Westhovius bleef onverzettelijk, waarom een klacht werd ingediend
bij de Classis te Dordrecht, die ten slotte beval, dat Westhovius zich
maar de wenschen van den kerkeraad zou richtenbij gebreke werd
„Sijtt E. voor de facto gesuspendeert gehouden".
Deze bedreiging noodzaakte hem zich te onderwenpen.
Zie voor verdere bijzonderheden het artikel van den heer Been in
„De Nieuwe Gids" van Juli 1928.