140 door ick Ds. Westhovius en den sijnen mijn gonst wil verseeckeren, soo is mijn versoeck dat U.E. mijn per soon bij den doop gelieft te (re)presenteren. Het welck ick van U.E. met dies te meer vrijmoedigheyt versoeck om dat ick uyt Ds. Westhovius versta U.E. inclinatie tot ons persoon, die sigh daer in geopenbaart heeft, dat U.E. voor desen ons geselschap ende aenspraek heeft gedisidereert en tot ons genoegen oock genoten. Iet wil dan niet twijfelen of U.E. sal dit, indien Godt Almagtigh een gesonde vrught verleent, in onse plaatse verrighten, waermede ons ende Ds. Westhovius son- derlinge dienst sal geschieden. Eerw. Heer U.E. geaffectioneerden Vriendt (w.g.) MICHIEL AD RUYTER. Actum in 't schip de Eendragt seylende voor Alicanten den 1 November 1675. Eerwaerdige, godtvruchtige en hoochgeleerde heer Mijn heer Jacobus Lydius, bedienaer des goddelycken woorts in sijn gemeynte tot Dordt". Onwillekeurig vraagt men zich af hoe het mogelijk is, dat de Ruyter, die Ds. Lydius als den bittersten en onverzoenlijk- sten vervolger van Westhovius kende, juist hem als plaats vervanger bij den doop kon kiezen. Toch is de oplossing eenvoudig. De Ruyter, de oprecht ge- loovige en godvruchtige, die in zijn opvattingen steeds uiter mate verdraagzaam en mild was, zag ongaarne verdeeldheid en twist vooral tusschen predikanten, die hunne gemeente ten voorbeeld behoorden te zijn. Zijn woord tot de Hongaarsche predikanten, kort na hun bevrijding, geeft hiervan zoo over tuigend blijk 1 1) In „Het leven en bedrijf van den heere Michiel de Ruyter" door Gerard Brandt vinden wij dit op blz. 963 als volgt weergegeven ,,Ik" (de Ruyter tot de Hongaarsche predikanten) „heb verstaan, dat eenige van Uliieden gereformeerden en zommige lutherschen zijn." Zij zeiden „dat is waar" en hij daarop „Niu hebt gij ondervonden, dat de Papisten, Uwe vij anden, U als eenerley volk op eene wijse hebben gehandelt en evenzeer geplaaght." „Wij zijn ook", zeide een der, gereformeerden onder 't gemeene kruis, „als broeders, ja als een hert en ziel geweesten als wij eenige

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1929 | | pagina 210