XXVII
in het lie stukje zijner „Natuurkundige Verlustigungen"
(Haarlem, bij J. Bosch, 1769); de desbetreffende „Waarne
ming "eindigt: Ik vistte het den 8 Juli 1768", eil is in de
Zoölogische literatuur de oudste bruikbare beschrijving en
afbeelding dezer soort, hoewel Linnaeus (1758) met de ver
melding van Medusa pilearis misschien dezelfde species
bedoel d heeft. Ik waardeer Slabber's nauwkeurige waar
nemingen van het levende dier des te meer, nu ik het zelf
gezien heb. en vind een gereede aanleidinq hier te herinneren
aan de onderzoekingen van dezen echten liefhebber, die bijna
zijn gebeele leven in Zuid-Beveland gesleten heeft, te Goes
in de stedelijke regeering zat en verschillende administratieve
ambten bekleedde en die, zonder een natuurwetenschappelijke
opleiding te hebben genoten, uit pure belangstelling zulk
goed dierkundig werk gedaan heeft, dat de tegenwoordige
veeleischende zoölogen zijn verhandelingen nog vaak aan
halen. Zie over hem: Nagtglans in „Levensberichten van
Zeeuwen" en J. van der Hoeven, Versl. en Meded. Kon.
Acad. v. Wetensch. 14 (2e stuk), 1862. Ons kwalletje is
ook uit de Ooster-Schelde vermeld als Tiara pileata (over
de verwarring in de nomenclatuur vgl. Hartlaub l.c.p. 292):
van Rees 1884 Tijdschr. Ned, Dierk. Ver., suppl. dl. I. Er
is dus alle aanleiding in Zeeland te zoeken naar de polypen-
generatie Perigonimus repens Allman (Syn. Dinema Slabben.
van Beneden; door den auteur zoo genoemd naar onzen
Slabber)".
Omtrent het Zeetiwsch herbarium is geen
verslag ingekomen.
De commissie voor Zeeuwsche folklore
meldt
„De Commissie bleef samengesteld als volgt
H. J. G. Hartman, voorzitter J. Kreune, secretaris-penning
meester Dr. W. S. linger, A. van der Weyde, leden.
Bijlage I vermeldt de namen der donateurs bijlage II die
der correspondeerende leden.
In Bijlage III zijn de voorwerpen genoemd, die in 1928
door de Commissie verkregen werden."