4 gewonnen bravour-e-positie, de verkregen politieke en econo mische macht, kon behouden. Nieuwe oorlogen ten slotte, waarin het veroverd zelfstandig volksbestaan moest worden verdedigd, hielden -niettegenstaande menige onderlinge verdeeldheid het taal- en godsdienstgeheel, „De Vereenig- de Nederlanden" bijeen. Bn in zijn beste oogenblikken sprak men over ,,'het gemeen Vaderland". Maar het was er, althans in de 17de eeuw, verre van, dat men hier een groei kon waarnemen tot vaster eenheid. Elke provincie bleef zich gevoelen een zelfstandig gewest, het oude Graafschap, het oude Hertogdom, met zijn eigen wetten en privileges. En de provinciale Staten, zich eenmaal bewust geworden, dat zij ook konden regeeren zonder Souverein, waren niet minder naijverig op het gezag, dat zij zichzelf aangematigd hadden, dan de machtige vorsten van het Bourgondische en Oostenrijksche huis, op het hunne „bij de gratie Gods". De Staten-Generaal, na den Raad van State tot een be perkter functie te hebben teruggedrongen, waren ten slotte niet dan de vergaderde vertegenwoordigers der verschillende provinciën, zelf lasthebbers van de steden en edeilen van hun gewest. Aan de eertijds door de opeenvolgende Graven ver leende priviligiën hield men zich niet langer vast tegenover den thans afgezworen vorst, tot handhaving van de van dezen verkregen rechten van stad en -gewest, doch tegenover de Generaliteit, d.i. tegenover de andere gewesten, om in menging in -eigen zaken te voorkomen. Want die -inmenging kwa-m vaak hier op neer, dat -de machtigste g-ewesten, het machtigste gewest, Holland, ten slotte, ten eigen bate zijn wil opdrong aan de anderen. De zwakste -gewesten had-den zich, -ten -einde -de bescherming der Generaliteit niet te ver liezen, daarbij meer te leggen, doch t-ussch-en d-e machtigste provincies werd vaak een harde strijd gestreden. Holland, het grootste -en rijkste gewest, streefde alras naar da hegemonie, al mag het waar zijn, dat zijn optreden in dien zin in den regel strekte tot het algemeen belang. Alleen Zeeland, schoon kleiner, maar nóch achter bij Holland in beschaving en ontwikkeling, nóch in ligging, -kon het bestaan, zi-ch te verweren tegen -dit optreden. En van deze sterke positie, gesteund -door de grond-

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1929 | | pagina 74