7
noodig duidelijk te hebben gemaakt, dat het reeds uit een
algemeen historisch oogpunt de moeite loont, om dit parti
cularisme, de mentaliteit dier tijden, de onderlinge verhoudin
gen, de inrichting van het gemeenebest. en de moeilijkheden
waarmede het in verband daarmee te kampen had, van nabij
te bezien.
Ik kies daarvoor het meest frappante, want telkens terug-
fceerende geschil, het meest sprekende voorbeeld de eeuwen
volgehouden strijd van „die van Zeelandt" ter bewaring
hunner eigen Bëlasting- en Souvereine hoogheid, waarmee
die om haar economische zelfstandigheid en belangen op het
nauwste samenhing. Het is de strijd tegen Holland en de
overige provinciën over de gezamenlijke en eenparige heffing
van de eenige belastingen, die over de geheele uitgestrektheid
der Unie werden geheven i), de in- en uitvoerrechten, toen
geheeten de convoyen en licenten.
In de historie van het particularisme van Zeeland ten dezen
ligt meteen de geheeÜe geschiedenis der convoyen en licenten.
een historie, die op haar beurt de staatkunde en economie der
Republiek in menig opzicht heeft beheerscht.
De middelen van aanval en verweer.
Zal men hetgeen hier volgt goed verstaan, dan dien ik
nog een enkel nader inleidend woord te wijden aan de be
lastingen onder de Republiek.
De Unie van Utrecht regelde naast andere punten, waar
over de Unie. het bondgenootschap, handelde, „de middelen
van aanval en verweer" het verkrijgen der geldmiddelen,
noodig voor ihet voeren van den oorlog.
Over de belastingheffing bevatte de Unie eenige artikelen
5, 6, 9 en 18 welker uitwerking in de praktijk werd
overgelaten aan de Staten-Generaal en den Raad van State,
weldra in hoofdzaak aan de Staten-Generaal alleen.
Beslissingen konden deze alleen nemen met eenparigheid
van stemmen, „sulcke als men bij gemeen advys ende consent
„goet vynaen sal zegt art. 5 der Unie 2en die eenstemmig
heid viel moeilijk te bereiken, speciaal op punten, waarbij de
samenstellende deelen strijdende belangen hadden, of de
1) Met haar aanhangsels, het last- en veilgeld, de Orizont tol en de
derde vedhoogiog.
2) ,,In zake van contributiën had geen overstemming, geen besluit bij
meerderheid, hoe groot die wezen mocht, plaats- Fruin. blz. 32.