15
heden waren voor Holland en Zeeland overigens vrijwel
gelijk ergo men moest zien, minder te heffen dan in Holland,
resp. Zeeland, en de gewenschte „diversie van neringhe"'
zou tot stand komen. Wilde men die echter kunnen bewerk
stelligen, dan moest men zorgen, dat de Staten-Generaal geen
spaak in het wiel kwamen steken, dus de uitvoering zelf
in handen houden. Nu was Zeeland daarvoor in een bui
tengewoon gunstige positie. Primo had het niet alls Holland
twee admiraliteiten, zich deels over andere provinciën uit
strekkende, of één admiraliteit met andere provinciën te za
nten, zooals de overige, doch het rechtsgebied der Admiraliteit-
van Middelburg strekte zich uit over geheel Zeeiland
en bovendien over de aangrenzende Generaliteitslanden:
Zeeuwsch-Vlaanderen en het tegenwoordig West Noord-
Brabant.
In de tweede plaats bleef1) de admiraliteit van Middel
burg steeds samengesteld uit Gecommitteerde (Gedeputeerde)
Raden van Zeeland, zoodat eenheid tusschen de politiek der
Provincie en der Admiraliteit gewaarborgd was.
15681579. Het particularisme van Zeeland
vóór de Unie van Utrecht gaat hand
in hand met dat van Holland.
Wanneer we nu aan de hand van de Resoluties en-
Plakkaten de gestie van Zeeland t.a.v. de convoyen en
licenten nagaan, dan zien we in de eerste jaren van den
tachtigjarigen oorlog, toen de Zuidelijken nog voor één zaak
mét de Noordelijken streden, het particularisme van Zeeland
hand aan hand gaan met dat van Holland tegenover de
andere provinciën. Zij beiden heffen provinciale convoyen en.
licenten, strijdig met het accoord der 17 provinciën van 1576-
en bevoordeelen zich zoo ten koste der andere2), aangezien.
1) Aanvankelijk (1582) was dit in alle provinciën1 'bet geval.
2) Zie over dit project R.G.P. 22, blz. 512: een ongedateerd stuk van.
Nov. 1576 over de Moyens, préposés par Mons. Ie Prince d'Oranges-
a messieurs les Etats Généraux, sur ce oyz (gehoord) oeulx des Finances,
de Sa. Mté. et ia Ghiamibre des Aydes (Beden) pour promptement trouver
'.'argent comiptant de fournir aux nécessités de la guerre, en Res. 23 Oct,
1576, blz. 120, 6 Dec., blz. 125.
Zie over een en ander nog nader in R.G.P, 47, Res. 10 Jan. 1578,
biz. 267 en 27 Febr. 1578, blz. 284.
In de eerste o.a. „Résolu d'expédier lettres pour anéantir Ie convoygelt