18 Men houde daarbij de volgende punten ik noem ze hier zeer globaal, zonder afbakening van tijdperken op, alleen om later de oriënteering te vergemakkelijken in het oog. 1. Zeeland wilde in het algemeen niet dan wanneer het noodzakelijk was, van inmenging in haar privé aangelegen- roerend eens waren, doch zonder eenigen twijfel zijn het de Zeeuwen geweest, die de Eenheid en den Vrede, welke Willem I zoozeer ter harte gingen, het meest afbreuk hebben gedaan. Hoewel slecht zijdelings mijn onderwerp rakende, wil ik toch volledig heidshalve nog eeodge punten noemen, welke het Zeeuwsche particula ristisch standpunt nog nader accentueeren. Ik noem daartoe de volgende a. Verzet tegen de Zeeland opgelegde quoten. Zie P. Paul us, dl. 1. blz. 243 vlg. en dl. 2, blz. 150 en o.a. Res. 22 Oct, 1755 Ree, zeesaaken 7, blz. 202. b. Ten aanzien van de gemeene middelen, zie aant. 1, blz. 10. c Levantschen Handel. Vgi. van Brakel, De Hollandsohe Handels compagnieën (XXV) „Sedert 1696 bestond ook te Middelburg een Directie van den Levant- „schen Handel. Hoewel zij dezelfde belastingen hief als de Hbllandsche „directie, wilde zij, ondanks de uitdrukkelijke bevelen der Staten Generaal „met deze laatsten niets te maken hebben, of iets in de algemeene kosten „bijdragen. In de Levant had zij niets te zeggen. Van eendge werkelijke „beteekenis was dit college dus niet. Het diende slechts om eenigen „Zeeuwen een aanzienlijk post te verschaffen, en het Zeeuwsche parti cularisme te bevredigen door de overtuiging, dat de provincie haar „eigen directie had en dus niet het gezag der Hollandsche directie be- .hoefde te erkennen". d. De vaart op Indië. Zie o.a. De Nederl. Jaarboeken, die Jonge, I, blz. 138-146, van Brakel, blz. 12-17 De St.-Gen. drongen er bij de verschillende compagnieën op aan, elkaar niet te plagen. De naijverige Zeeuwen gaven een ontwijkend antwoord, geen der comp. heeft er zich aan gestoord. Steven van den Hagen, die in April 1599 voor de compagnie van Verre uitliep, ontving de instructie mede „sorghe (te) dragen, dat onze vlooten door de „aencomste der Zeelandsche vlooten de minste schade lijden". „Wij heb- „ben met henlieden in het minst geen contract ofte accoord wegens de „negotie." Als de Zeeuwen hem goeden raad mochten geven, mocht hij daarmede rekening houden, „doch altoos in gedachtendsse hebbende, „dat de Zeeuwen ons werek viant zijn, dat zij derhalve niet lichtelijk „getrout en worden". Toen de Staten van Holland inzagen, dat dit op den duur ten gevolge moest hebben, dat andere natiën de onze zouden verdringen, brachten zij, bij monde van Oldenbarnevelt, deze aangelegenheden in 1601 in de Staten Generaal. Om Zeeland's medewerking te verkrijgen riepen deze Maurits' hulp in. Holland stemde er op Zeeland's wensch in toe, dat alleen bewindhebber mochten zijn. wie voor aanzienlijke sommen had ingeschreven (om aldus

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1929 | | pagina 88