20
met den handel en hief (tegen den geest der Unie1) en het
accoord van 1580) nog eens opnieuw recht van goederen, die
in Holland, de plaats van inlading, reeds waren verlicent 2).
Het laatste kon Zeeland gemakkelijker doen dan andere
provinciën. Het had het meest gelegenheid Holland afbreuk
te doen, daar de Hollanders door de Zeeuwsche stroomen
naar de Zuidelijke Nederlanden, waarmee steeds een uitge
breide handel bleef bestaan, en, waarschijnlijk veiligheids
halve, ook naar andere landen voeren.
Dit was het groote twistpunt maar er waren of kwamen
telkens nieuwe dat Holland en Zeeland twee eeuwen lang'
verdeeld heeft. ,,De Zeeuwsche Admiraliteit (vergl. Bechi
,,blz. 124) hief c. van alle schepen, onverschillig of het recht
.reeds in een ander kwartier betaald was of niet".
Het eerste middel, „compositie", opzettelijk minder belas
ting heffen, werd op allerlei wijze toegepast, teneinde te be
reiken „diversie van neringhe". Zie blz. 19, aant. 1.
Maar bovendien gaf het herhaaldelijk eigenmachtig ont
heffingen of verlagingen van het tarief. Volgt reeds uit
artt. 5 en 18 der Unie, dat dit iniet toelaatbaar was te achten,
in de dd. 1 Augustus 1581 door de Staten-Generaal gepubli
ceerde lijst (Gr. Pl.b. I, 2360, 2380) wordt voorde convoyen
en licenten nogmaals het uitdrukkelijk verbod van het eigen
machtig verhoogen en verlagen uitgegeven.
We zien dus vóór ons een Unie van gewesten om den
gemeenschappelijken vijand te keeren. De kosten van dien
krijg zullen door alle gewesten gezamenlijk gedragen worden.
Daartoe raakt men het eens over de gezamenlijke en een
parige heffing van sommige belastingen, die onder voor
behoud van vrij zelfstandige heffing, bestuur en besteding
op die wijze alleen voor zoover de convoyen en licenten be
treft in werking worden gesteld. Juist door die vrij groote
gewestelijke zelfstandigheid brengen die belastingen onvol
doende op en daardoor ontstaat telkens twist en twee-
1) Art. 18 (Gr. Plb. I, blz. 7) „Item, en sal d' eene van de geünieerde
„provinciën, Steden ofte Leden van dien, tot laste en de prejudice van
,,d' andere, ende sonder gemeen consent geen imposten, convoy-gelden,
„noch andere diergelijcke lasten mogen openstellen, noch eenige van
„deese bondgenooten hooger mogen bezwaren, dan hun eygen
„ingesetenen."
-) Zie hierover blz, 29 en bovendien onder afzonderlijk hoofd (blz. 80)