61
Hier wert een earner geopent; daer inte
midden sit hertoch Carel, verselt met
2 raetsheeren voor hem staat een tafel
met boucken ende brieven, daerop lig
gende. Voor den earner wandelt Gewil-
ligen dienst.
Nota
Uijt de berberge, geseijt „De Trouwe",
comt Kuijsche weijrdinne, geeleet in
den rouwe tusscben 2 mauspersoonen,
statelijck geeleet ende commen voor des
hertocbs earner docb, eer sij soo
verre commen, seijt Kuijsche ditte
O vrienden, hoe sal ick derven met mijnen
1215. Commer voor sijue hoogheijt verschijnen
Och, mij schroomt, dat ick sijn aanschijn ontmoete
Deen v r i e n d t.
Valt hem met eerbiedijnge te voete.
Dander vriendt.
Ende spreekt beleefdelijck ende soete
Hij is een vorst sondér eenige vitije,
1220. Die ijder goet recht doet ende justijtie
Ende hielp oijt, die hem den noot houwen vooren dorst.
Deen vriendt.
Knielen wij met reverentie
Dander vriendt.
Spveeckt hem clouckelijck an
Kuijsche weijrdinne.
Geluck ende heijl sij u, o hooggebooren vorst,
1225. Dijne 2) loffelijcken'name, overal gespreijt,
Heeft mij gegeven de stouticheit
Om u genade mijnen noot vooren te draghen.
1) Zie regel 173.
2) Hertog Karei wordt met dijn, dij enz. aangesproken. Dit is een bewijs van
hoogachting. Ook God wordt nog in 't begin der 17e eeuw met du aangesproken.
Vergelijk: Huijgens, Dagh Werck.