62 H e r t o c h. Vrouwe, seght vrij, hebt ghij noodt van claghen Spreeckt vrij, u en sal geen recht gebreken. K u ij s c h e w e ij r d i n n e. 1230. Och, hoe sal ickt derven uijtspreken Hert och. Schroomt niet, vrouwe K u ij s c h e w e ij r d i n n e. Therte is schier besweken. Deen vriendt. Vreest niet, u sal recht ende trouwe Van sijn hoogheijt gebeuren, dus en Hout niet. Dander vriendt. 1235. Doorluchtich en wijt beromt vorst, groot van gebiedt, Naer dien dese bedroefde u niet en derft verhalen De schande ende overlast, die haer is geschiet; Gelievet uwe hoogheijt, ick salse sonder falen Uten voor dij ende dijne fassalen. 2) Hertoch. 1240. Spreeckt op, laet hooren Dander vriendt. Dees vrouwe, woonachtich binnen uwe palen, Is lange ende velen tijt van dijnen stathouwer versocht Tot schandelijcke oncuijsheijt, maer sij wel tertalen, 3) Heeft clouckelijck 4) wederstaen sijn begeijren, onbedocht 1245. Ende noijt gestruijckelt, tsij hoe hij haer bevocht; Nu, hij siende, dat hij niet en conde verwerven, Mits dat sij constant bleef, eerlijck gerocht, Soo heeft hij haren man, sijnen weert, doen sterven, Opdat hij haer alleene, binnen uwe hoogheijts erven 1) Is het noodig, dat ge klaagt. 2) Vasallen. 8) Wel bespraakt. 4) Clouckelijck. Meermalen komt de ou voor onze oe, ook in dit spel. Vergelijk: ZoutelandeZoetelaude. Zie ook Oats, Sinne- en Minnebeelden.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1930 | | pagina 124