•86 Met haesten seggen, sonder te wesen schromelijck, 1770. "Want ick ben gerust, t) D i e 11 a e r des woorts. Soo mijn heere spreeckt tocli vromelijck Elide toont u volcomelijck, soot den stervende betaemt. Stathouwer. Adieu, weerelt, met alle, wat u is genaemt! Adieu, lioogen staet, gebiet, rijckdom ende eere! 1 775. Adieu, die oijt met mijn desen graet bequaemt! Gebruijckt liem tot gewelt niet, dits mijn leere. Adieu, joncklieijt, comt, siet mij int verseere. 2) Schout 3) de wellusten des vlees, gewent u tot deucht. Draeglit eerlijcke liefde tot allen keere, 1780. Vliet schandelijcke lust, soo ghij best meught, Met helsche practijcke, beletster van de vreught, Die int lierte laten een kranck vernuijgen. Adieu al dat leeft, bedrouft ende verheught. Den verloopen tijt mijn ende flucks beweucht 1785. Ende moet voort sweert mijnen hals gaen buijgen. NOTA. Met dat hij hem gereet maeckt om te knielen, sluijt Gewillegen dienst den earner toe. Dit moet verdich gedaen werden. Concluse. Ende wert gesproken van deen ende dander vrindt. Deen vrindt. Aendachtige toehoorders, ingenieuse sinnen! Tonser aller leere is hier eden 4) vertoont Den spiegel van het onbehoorlijck minnen Ende hoe den Almachtijgen, hier ter weerelt binnen 1790. Sclirickelijck sulcken boosheijt altijt loont. 1) Hier eindigt tot mijn spijt het oudste H. S. en ga ik verder met dat van 1709. 2) Droefgeestige, neerslachtige stemming. 3) Schuwt.. Zie ook Cats, Sinne- en Minneheelden: Die bluscht mijn vlam etc. 4) Eden z- heden. Weglating der h is een Zeeuwsch taai-verschijnsel.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1930 | | pagina 148