EEN EN ANDER OVER DE KAMER VAN STE BARBARA. BIJLAGE I. Toen ik liet handschrift van 't spel van den Stadhouder had, toog ik op verder onderzoek en trof ten raadhuize na eenig zoeken aan, wat er nog van de „Eiolieren" restte. Ik vermeld hiervan a. eenige gehavende handschriften; b. een aantal „rollen", inderdaad rollen, waarvan sommige eenige meters lang; c. de boeken van de Kamer, loopende van 16191635; van 1636—1659; van 1709—1716; van 1717—1740; van 1763— 1818. Zoo men ziet, zitten hierin hiaten. Dat van 16591709 ontbreekt en toch moet er toen „gewerkt" zijn, wat blijkt uit de aanwezige „privelegiën". Deze boeken bevatten behalve een paar niet vermeldenswaardige kreupelrijmen de namen dei- broeders. Het aantal loopt zeer uiteen. In 1619 in totaal 12; 1) Zoo staat vóór in het boek 1619'35 en 1636'57 Eersame Broeders in trouwen, Wilt de Conste in eeren houwen Binnen Sgravenpolderse pleijn, Soo suldij met deught verwinnen certeijn. En voor in dat van 1709'16. Ter heeren de Conste Van Redenricke, Met deught verwinnende, Al ben ick niet van de prontste, lek sal daerom niet beswicken, Altijdt haer sijn beminnende. Prontste promptste.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1930 | | pagina 151