106
Op een los vel
Wij gildebroeders van retorijca van Schravenpolder bekennen
geackoordeert te hebben met den molenaar wegens een veertel
tarwe ende dat alle jaare voor 11 schellingen, den 1 November
anno 1749.
Van mijn onderteijkend,
Cornells van Eeckeren,
molenaar Schravenpolder.
Pieter Janse Rijk.
Cornelis Raas.
Wij gijldebroeders van Sgravenpolder bekennen geacordert
met Adrijan Cornelijse van de Plasse, molenaer te Sgravenpolder,
voor vijer guldens £0-13-4 jaarlijks. 1763.
Ik ondergeschreven bekenne dit dat ik de somme van
0-13-4 alle jaare geven sal aan dit gilde sooals ik inoolenaar
ben alhier,
tot Sgravenpolder 1763,
Adriaan Cornelis van der Plas.
Op de laatste bladzijde van het afschrift van 1792 staat nog:
Ik bekenne verakkordeert te zijn van het meel voor seeventien
schellingen en agt groote vlaams soo lang als ik moolenaar ben
alle jaar.
Jan Raas.
Als bewijs nog, dat „De Fiolieren" een taai leven hadden, diene
het volgende briefje, dat ik vond.
Broeders, ik maak U L bekent, dat ik niet kompereeren
kan om reeden dat ik om noodtsaakelijken reede buijteris
het landt moet sijn vandaag. Daarom geef ik tog last om
het te stemmen met malkanderen sooals gij best kondt weegens
1) Jan Raas komt als lid van 't schuttersgild voor van 1800 tot 1807. Hij was
zeker de opvolger van Marcus de Moor.