ïfêerelb bal ban aberbaet. In Zeelant rê bit feijt ge^cgiet. 4lBen quam fecjc gaest en ongemeen (fjTot ©elft binnen rijben 4iBcn gtng ten ljube treen £>ij ^gral'i ben i^ertog acn". 116 aangemerkt, welke volkomen overeenkomt -met het berigt van De Roovere en den ongenoemde bij De Heuter. Zoover Dresselhuis. Men zie voorts nog over het geval Mnemosyne (derde) II 412 Tydeman, aant. op Bilderdijk, Gesch. des Vad. IV 359, alsmede vooral: Le Jeune, Lett, over en proeve van Ned. Volksz. 's Hage 1828, waar men bl. 92—99 vindt: een oud lied van de regtvaardige wraak, uitgesproken door Hartog Ivarel den Stoute, aan den gouverneur van Zeelant, beginnende In het tweede couplet leest men Ook komt er in voor Pontus Heuterus geeft aan, dat het tooneel in Zeeland zou zijn. De Haes, in zijne vertaling der Mémoires van Cominus (V 9) uit Fabert, Hist, des Dues de Bourgogne (II402) noemt bepaald Vlissingen en den misdadiger den stad,voogd. De schrijver van het bijvoegsel bij Reigersbergh (Boxh. II, 282) noemt de plaats dei- rechtspleging niet, maar laat de vrouw „totten Hertoghe trecken" en zegt, dat de schenner en moordenaar „bij gevalle, en om sijne saken oock te Hove was ghekomen". Deze wordt daar voorgesteld als „Stadtliouder van Zeelandt, een man van edelen huyse, en die seer geacht ende bemint was bij den Hertoch", (Heuterus: „een dapper edelman, die in liet leger van Philips den Goeden met lof gediend, en daardoor een openbaar en aanzienlijk ambt verkregen had". De geheele inkleeding van zijn verhaal doet aan eenen ambtenaar ter plaatse van de rechtspleging, en alzoo in Zeelanddenken). Doch oudere, en wel de oudste getuigenis, die der Coronijcke van Vlaenderen, stelt het geval voor als

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1930 | | pagina 178