147
een bloei gestegen, dat b.v. de graaf van Holland den lateren
Eduard III, toen hij tot onttroning van zijn vader naar Engeland
overstak, met 140 haringschuiten bij kon springen J). Daarnaast
is dan ook al vroeg sprake van de in dien tijd onvermijdelijke
uitwassen van dit bedrijf: zeeroof 2) en kaapvaart 3). Hierbij
kwam nu de gestadige verbetering van bet vaarwater voor die
plaats nog het hare bijdragen. Zoodoende werd het dan eene
afzonderlijke parochie (1347/8) 4), versterkt5) en te gelegener tijd
ook door den landsheer bedacht, die aan zijne „goeden luden" van
der Vere het recht schonk tolvrij voorbij alle grafelijke tollen te
varen 6) en Vere ook uitdrukkelijk heeft uitgezonderd onder de
steden op Walcheren, toen hij het houden van „volrije, weev-
getouwe of scerebancken" elders op dat eiland dan te Middelburg
verbood (31 Mei 1355) 7). Bij deze laatste gelegenheid wordt
het voor de eerste maal onder de steden gerekend. Van de drie
samenstellende deelen van 's heeren leen, ten eerste zijn burg met
de naaste omgeving en ten tweede de havenplaats Vere, welke
beide tegen elkander gelegen waren, en ten derde de polders in
het uiterste Noordoosten van Walcheren, die geographisch met
de twee eerste eigenlijk geen eenheid vormden, doch daarmede
slechts door het buitendijks gelegen schor verbonden waren, was
dus Vere al vroeg ontegenzeggelijk het belangrijkste.
De gevolgen van de overwegende belangrijkheid daarvan waren
nu tweeërlei. Vooreerst dat de bezitters van dit leen, die aan
vankelijk naar hun burg heeren van Sandenburch 8) werden ge-
1) v. Mieris II 396 op 't jaar 1326.
2) id. II 441 op 't jaar 1327.
3) id 111 251 op 't jaar 1413.
4) Zie Mr. S. Muller. Geschiedk. atlas van Nederland. De kerkelijke indeeling
omstreeks 1550. I. Het Bisdom Utrecht hl. 188 en 190.
5) v. Mieris III 83 17 Maart 1358.
6) Brief van 13 April 1341. Register E L 22 fol. 12, bevestigd bij brieven van
19 Febr. 1350, 24 Nov. 1351 en 22 Aug. 1352. In eerstgenoemden brief wordt
Vere nog een dorp genoemd.
7) v. Mieris II 857; Stoppelaar No. 53.
8) v. Mieris I 573. O. b. No. 961. 16 Sept. 1296.