197
nog tot 1348 de Nieuwe Polder heet, later Vrouwenpolder wordt
genoemd. Eene H. Maagd nu, waaraan wonderdoende krachten
werden toegeschreven, maakte de plaats beroemd. In de 15e en
16e eeuw was Vrouwenpolder een bedevaartsoord i), wijd en zijd
bekend bij de zeelieden uit Spanje, Portugal, Prankrijk en Enge
land, die op Maria Hemelvaart toestroomden om den ommetocht
van het beeld bij te wonen. „Le Polder a fait grand miracle",
was een gewone opmerking onder het scheepsvolk. In 1416 be
zochten Willem van Beieren en keizer Sigismond het Mariabeeld,
in 1437 brandde hertog Philips van Bourgondië er eene kaars
voor, die niet minder dan 100 pond woog. Reigersberg verhaalt
in zijne „Kroniek van Zeeland", die in 1551 verscheen, dat het
paneeltje te Middelburg op geheimzinnige wijze was geschilderd
en daarna in de kerk te Vrouwenpolder werd geplaatst.
Wat was nu het lot van het schilderij na de onlusten op
Walcheren in 1572 en volgende jaren? Te Vrouwenpolder schijnt
nog het verhaal te loopen, dat het door monniken in eene onder-
aardsche bewaarplaats werd gebracht, die later niet meèr is terug
gevonden. Het beeld zou dus altijd nog kunnen worden opgegraven.
Twee elementen van dwaling zijn in dit verhaal te onderkennen.
Vooreerst de monniken. Inderdaad is in 1452 een klooster van
Reguliere Kanunniken uit Arnemüiden naar Vrouwenpolder over
gebracht. In 1552 waren nog slechts drie geestelijken over, die
toen eene kleine lijfrente ontvingen van Maximiliaan van Bour
gondië, heer van Veere, terwijl het gebouw werd bestemd ad
alias pias causas. Daarna kwam het achtereenvolgens in handen
van Philips van Bourgondië, baljuw van Veere, en Jeronimus de
Rollé, die hetzelfde ambt bekleedde tijdens den overgang aan den
prins van Oranje in 1572. Geestelijken woonden er toen dus reeds
lang niet meer in en het huis werd met de kerk door de Geuzen ge
plunderd en verbrand. - Dat voorts het genoemde verhaal spreekt
1) J. Ermerins, Eenige Zeeuwsche oudheden, I, 31. De bedevaart naar
Vrouwenpolder werd ook als straf opgelegd. Zie: W. S. Enger, Bronnen tot de ge
schiedenis van Middelburg in den landsheerlijken tijd, I (R. G. P. 54), blz. 840, 342, e. a.