201
zou hebben bezeten en die in 1741 overleed. Het is dus wel
verleidelijk om aan te nemen, dat Coninck het stuk heeft overge
nomen van de familie Van Borssele.
Toch is deze gissing niet juist. Pieter van Borssele van
der Hooghe, genoemd als eigenaar van het schilderij in de acte
van 1662, behoorde tot den oudsten tak zijner familie, welke
tak Roomsch-Katholiek bleef. Zijn oudste zoon, Philip Joseph,
gedoopt te Middelburg den 2 September 1669, verkocht het slot
Ter Hooghe en vestigde zich te Brugge, waar hij burgemeester
van het Vrije werd en den 15 December 1727 overleed. Pieter
Louis, zijn jongste zoon, zette het geslacht voort. Ook hij was
herhaaldelijk burgemeester van het Vrije. Diens nakomelingen,
die in Vlaanderen gevestigd bleven, stierven in 1829 uit met
Philippe Nicolas Joseph baron Van Borssele van der Hooghe.
Het lijkt nu wel hoogst waarschijnlijk, dat het schilderij tot 1829
is gebleven in het bezit van deze Katholieke branche der familie.
Er blijft nu nog een klein hiaat over van 1829 tot ongeveer
1850. Voor de hand ligt de gissing, dat het schilderstuk en de
bijbehoorende acte rechtstreeks uit den boedel van den laatsten
Vlaamschen Van Borssele van der Hooghe zijn overgegaan in
het bezit der familie De Croeser de Berges.
Het verhaal bij Gargon moet dan onjuistheden bevatten. En
dit wordt bevestigd door de zoogenaamde afteekening „naar het
leven", die Gargon van het schilderijtje geeft in de „Walchersche
Arkadia" (zie afbeelding II). Door bemiddeling van den heer Van
Zuylen van Nyevelt mocht ik eene photo ontvangen van de
H. Maagd der familie Van Caloen van Basseghem, wat yergelijking
mogelijk maakt (zie afbeelding I). De Maagd is geschilderd
op een eikenhouten paneel. De maten, welker opgaaf ik dank
aan den heer Van Caloen, zijn 345 m.M. bij 470 m.M. Volgens
den stijl dateert het schilderij naar onze meening ongeveer uit
het laatste kwart der 15e eeuw. Het heeft veel geleden, over
schilderingen zijn duidelijk zichtbaar.
Groot is het verschil tusschen de beide voorstellingen. Gargon's