202
teekening geeft een kniestuk van de Maagd, met allerlei acces-
soria, de Brugsche photo een eenvoudig borstbeeld. Ook de
houding der handen is verschillend. Maar eene zekere overeen
stemming valt evenmin te ontkennen. Gewezen moge worden op
de hoofdhouding, de haardracht, de haarversiering, de ovale om
lijsting, het ontbreken van het Kind. Volgens Gargon heeft de
heer Koning, broeder van den Veerschen baljuw, die het schilderij
bezat, dit doen nateekenen. En de „Tegenwoordige Staat", X,
24.3, zegt, dat het stuk (in 1753) nog berustte onder de erven
van den baljuw. Maar dat de familie Coninck niet het echte stuk
uit Vrouwenpolder kan hebben bezeten, blijkt uit de nieuwe ge
gevens. Vermoedelijk kan slechts sprake zijn van eene afbeelding,
hoogstens van eene copie, die dan door den teekenaar van het
prentje bij Gargon naar lateren smaak gewijzigd is weergegeven.
Bij het stuk te Brugge, welks geschiedenis van 1566 tot heden
met groote waarschijnlijkheid kan worden nagegaan, behoort de
vermoedelijk echte acte van 1662. Zonder nadere gegevens is er dus
geene reden otn de authenticiteit van het schilderij te betwijfelen.
Mede voor Protestanten is het dan ook te begrijpen en toe te
juichen, dat het door de families De Croeser en Van Caloen
steeds met den grootsten eerbied werd en wordt bewaard. Zeeland
mag dankbaar zijn voor de zorg, door niet-Zeeuwen gewijd aan
een zijner beroemdste cultuurschatten.