13 Stathouwer. 150. O neen! sulck een en is mijn vriendinne niet. Want ickt hebt door duijst derlije vonden betracht. Om te genieten van haerder minne ijet, Maer tis te vergeefs, sij blijft on versacht, Sij siet mijn verdwijnen bij dage ende nacht 155. Ende ten can haer therte niet eenmaal bejeghen. Helsche practijcke. Cont ghijt doort bidden niet. Sc h an del ij cke lust. Yolbrijnget door cracht, Wat is aen een gemeen wijff soo vele geleghen? Iielsche p r a c t ij c k e. Een minnaar heeft duijstderlije weghen, 160. Om ten sijne te commen, waenneer hij is heus. Schandelijcke lust. Geeftse altemet een wijnxken Helsche practijcke. Want sij sijn lucxurijeus. S c li a n d e 1 ij c k e lust. Cooptse sointijts een rijncxken Helsche practijcke. Een riemken, een keus. t) Schandelijcke lust. 165. Off een ander fraij dijncxken, Helsche practijcke. Want een wijff is pompeus. Ende noemtse gratieus: herteken ende liefken. Schandelijcke lust. Sentse sointijts een suehken. Helsche practijcke. Een oogsken, 1) Keus keurslijf (iu Zeeland: vrouwenrok).

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1930 | | pagina 75