20 Helsche practijcke. Vant blomken minjoot t) 315. Mennen in haren schoot dus niet en verkneijnst u. Sell andelij cke lust. Ghij sout wel wesen eenen slechten heijnst 2) nu, Soudt ghij van een merrij niet herden 3) eenen slacli. Helsche practijcke. Hiemandt een roosken S c h a n d e 1 ij c k e lust. Dan van dooren hebben mach. Helsche pr act ij cke. 320. Desgelijckx sulck geen troosken, 4) Sc hand el ij cke lust. Dan naer sucht ende geklach. Helsche practijcke. Dus noch een cleen poosken. Schandelijcke lust. Hebt gedult en verdrach; Ghij suit den vreuchden dach genieten beij te samen. Helsche practijcke. 325. Ende dat ghijt dierken S c h a n d e 1 ij c ke lust. Met u armen suit omvamen. Helsche practijcke. Wat een plaijsierken. Schandelijcke lust. Werdet tuwer yramen) 5) Helsche pr act ij cke. Als dit minnevierken 1) Minjoot liefelijk. (Zie o. a. Langendijk, Wederzijdsch Huwelijksbedrog, regel 1623.) 2) Hengst. 3) Herden verdragen. 4) Troosken vertroosting. 5) Vramen oordeel.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1930 | | pagina 82