Al waert, dat mij Yphes t) nevel woude raken, Soo verdwaelt mij verstant op dit soete kind. Ick moetse eerlang becommen ter spraken, 410. Of anders en sal ickt niet langlie moghen maken. Binnen in de herberge, waer De Trouw uijthangt. Schandelijcke lust. Tmutsken is hem gestropt. Helse he practijcke. Over ooghen en kaken. S c li a n d e 1 ij k e lust. Ondert kinneken geknoopt. Helsche practijcke. Nu moet op hem daken, 2) 415. De kracht van Sinte Joris vischsop 3) eerlange. Schandelijcke lust. Cosijntgen, te gange Tmoet hem vallen noch bange alsoud ick de 'tange Selfs leggen int vier. Helsche practijcke. Mach hij versot blijven opt schoone dier 420. Het wert noch plaijsier voor ons int herte clare, Schandelijcke lust.' Hoe Nepos 4) ist dat ick den jancker met mijn [perte nare 5) Hij sterft noch mertelare van Venis, de goddinne. 1) Yphes nevel. Yphes is een myth: figuur. Bedoeld is Iphigenia, die, toen ze aaii de goden zou worden geofferd, door Artemis, uit medelijden met haar, in .een wolk (een nevel) naar Taurië werd ontvoerd, waar ze voortaan als priesteres van Artemis leefde. 2) Daken dalen. 3) Sinte Joris vischsop water waarin visch gekookt is. Een minnedrank. 4) Deze uitdr. kan ik niet thuis brengen. 5) Met mijn perten nare met mijn streken (parten) naderbij kom. C. Huijgens spreekt in D'Uitlaudige Herder van: minne perten; volgens Dr. v. Vloten: kwellagie. In Kostelick Mal spreekt hij van: Apelicker pert apenstreek.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1930 | | pagina 87