34 Goorden ende binden wel vast mijnen weijrt 610. Ende werpen hem int diepste van de gevangenisse, En soo hij hem ontschuldicht, ten is geen verlangenisse Volcomt uwen last ende veradverteert Mij u wedervaren Hels-che practijcke. Zoot u edelheijt ordonneert. 615. Sullen wij hem binden, of soo ghij wilt, vermoorden? Stathouwer. Gomt hem aent leven niet. Stathouwer gaet ia zijn camer S c h a n d e 1 ij c k e lust. Zoo sullen wij hem rustich binden ende coorden. Herr! sonder veel woorden make ick reet mijn touwen Wij sullen der noch som haer bolle doen crouwen Zij loopen in de herberghe ah verwoedt. Cleyne Pouse of Stilstant. De sinnen bringen den weijrt uijt, ge bonden aen handen ende voeten en leijden bem gebonden in de gevangenisse, gelijck me de misdadige gewoonelijckiate doene. Helse he practijcke. 620. Trapt an, trapt an, muijtmaker! S c li a n d e 1 ij c k e lust. Ende past ons wacker te gane! W e ij r t. Och, mannen, waer suit ghij mij leijden?! H e 1 s c h e p r a c t ij c k e. Daer hem in lange sonne noch mane En sal vertoonen uijt eenich geweste, S c h a n d e 1 ij c k e lust. 625. Nu tert au, hoetelare. x) 1) Hoetelare knoeier, stumper, treuzelaar (maak voort, treuzelaar).

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1930 | | pagina 96