35 We ij rt. Och, vrienden, ick doe mijn beste! Ghij hebt mijn gebonden, als of ick ware Een verrader vant lant of moordenare. Ken weet niet, waerom mij mach sooveel spijts raken. 630. Eij seght. mij, waeromme! Helsche practijcke. Zijt gerust, men salt u wel dijts tnaken Practijseert in dit studoor op u defentie. W e ij r t. De heere sal, hopick, een rechte sententije Over mijn sake strijcken, bid ick hem uijt minnen. Schandelijcke lust. 635. Jae, jae! com hier binnen En verscherpt u zinnen opt geen ghij hebt te weten [noodt. 2) Helsche practijcke. Trijckt hier naert muscus. Schandelijcke lust. Batis maer gegeten broot Nu, nu, ferme la porte! Alle 8 binnen de gevangenisse, K u ij s c li e w e ij r d i n n e. Uijt hebbende op den eenen arm een cleen kindeken, met den ander hant vaegse somtijts de oogen en spreekt dit schreijende ende suchtende: 640. O, mijn vrouwelijck hertken, hoe sijt ghij benout Hoe leijt ghij als gesloten tusschen twee meuren Mijn crachten sijn vergaen, mijn bloet is vercout! 3) Och man, lieven man, waer sijt. ghij ingestout! 4) Och, of ick u lijden selfs mochte beseuren 1) Studoor studeervertrek. 2) Wat gij noodig hebt te weten. 8) Verkild. 4) Ingestuwd. (In Zeeland nog: stouwen.)

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1930 | | pagina 97