47
met al zulke stukken als de Heeren Ambachtslieeren daarbij
zullen voegen, om de Heeren Staten te dienen van schriftelijk
besloten advies, om 't zelve gezien, enz. Dan die van ter Goes
zouden met gevolge van de andere leden, het verzoek toestaan."
In de notulen van de Ed. Mog. Heeren Staten van Zeeland
van 1631, blz. 39 enz., lezen we daarover het volgende:
„Octrooi tot Indijkinge van Sint Jooslant, Gezien en gelezen
zijnde de adviezen van de Rekenkamer en den heer Rentmeester
Rewestenschelde op het verzochte Octrooi bij de Ambachtslieeren
van 's Heer-Arendskerke, tot indijkinge van de Gorsingen van
Sint-Joosland, Is na deliberatie 't verzochte Octrooi toegestaan
op de navolgende conditiën, restrinctien en vrijdommen. Eerst,
zoo worden den remonstranten oin goede redenen en consideratiën,
toegestaan, de thienden over den zeiven polder, mits dat de
remonstranten hunne nakomelingen of actie van hun hebbende,
gehouden zullen zijn de voorschreven tienden te leen te houden
van de Grafelijkheid, als andere versterfelijke tienden conform
de Keure van Zeeland, mits betalende tot jaarlijksche Pensie
tien schellingen grooten van elk gemet tienden ingaande met
den eersten jare en oogst na de beverschinge, zonder préjuditie
van des Graaffelijkheids of des Ambachtslieeren verdere gerechtig
heid" t) enz. (Volgen dezelfde voorwaarden als in het hierna te
vermelden bedijkingsoctrooi.)
Het bedijkingsoctrooi werd door de Staten van Zeeland den 24
Eebruari 1631 verleend, en luidt als volgt: 2)
„Octrooy van de gemeene Ambaehtsheeren van 's-Heer-Arends
kerke, Ileynkenszant en Ovesant, tot indijking van de gorsinge,
genaampt Sint-Joos-Lant.
De Staten 's Lands en Graaflijkheid van Zeeland, alle degene
die deze letteren zullen zien of hooren lezen saluut. Wij hebben
ontvangen de ootmoedige supplicatie van de gemeene Ambaehts
heeren van 's-Heer-Arendskerke, Heynkenszant en Ovesant, daarbij
1) Domeinen Bewesten Schelde door C. de Waard.
2) Eerste Octrooiboek fol. 256.