V de nieuwgebouwde kerk liggen, eene beschrijving gemaakt. Foto grafeeren was niet mogelijk. De grootste, lang 3,50 M., breed 2,17 M., hoog 0,31 M., gemerkt no. 423, is trouwens reeds beschreven inGenealogische en heraldische gedenkwaardigheden in en uit de kerken der provincie Zeeland, door Mr. P. C. Bloys van Treslong Prins, (Utrecht, 1919), blz. 171. Twee wapens zijn weggehakt (uitgesleten volgens Prins); er tusschen zijn een doods hoofd en een zandlooper afgebeeld. Het opschrift luidt: „[Sepulture v]an den Eersamen Nicolaus [Aertsen] Meyros in sijn leven Raet van de [Heeren Stjaten van Zeelant die deser [werelt] overleet den j Junii int jaer onses Heeren MDCV (1605) [ende sijne huys-]vrouwe Magdalena Nicolai [overleet den Prins geeft nog enkele woorden over kinderen, waarvan echter thans nagenoeg niets meer leesbaar was. De andere steen, lang 3,45 M., breed 1,85 M., hoog 0,16 M., gemerkt no. 445, droeg de volgende inschriften „Hier leggen begraven: Aetatis Anno 1811 Mr. Cornelis Brouwer 69 1814 Vrouw Suzanna Bomme 75 1818 Anthonetta Brouwer 77 1823 Clara Johanna Schouten 21 1827 Vrouwe C'lara Bomme 57". Bovenaan stond een mannen-, onderaan een vrouwenwapen; beide zijn afgehakt. Deze steen lijkt ons belangrijk omdat eruit blijkt, dat men ook te Middelburg gebruik heeft gemaakt van de bij Besluit van den Souvereinen Vorst d.d. 22 December 1813 geboden gelegen heid om weder in de kerken te begraven. Dit was onder het Fransche bestuur verboden geweest. A.R. Falck verklaart in zijne Gedenkschriften, blz. 113, dat het nieuwe besluit was doorgedreven door den Minister van Binneulandsche Zaken H. van Stralen ten behoeve van eene be paalde familie te Amsterdam.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1931 | | pagina 11