68 75e. En om dien volgens de middelen van den voorschreven eisch in 't korte te wederleggen. 76e. Zeit de voorschreven Ravesteijn voor antwoord op het le en 2e artikel van dien gedragende zich tot den inhoud van 't selve. 77e. Wel te gelooven, dat de stad van Middelburg in eigendom mag competeeren het voorschreven schor, genaamd den Stinckaert. 78e. Maar niet te gelooven, dat 't selve henlieden verder of grooter zoude zijn verkocht, dan voren is geroert. 79e. Te weten 133 gemeten 54 roeden bij der breedte. 80e. En antwoordende op de navolgende 3e en 4e artikelen derzelver eisch. 81e. Zeit ook veel weiniger te gelooven, dat't selve henlieden zoude zijn verkocht met eenigen aanwas, die strekken zoude ter halver diepte tusschen den voorschreven Stinckaert en Sint-Joos- landt. 82e. En mitsdien behoudens impertinentie abusief te wezen, dat de impetranten aldaar eenige aanwassen zouden competeren. 83e. Of ten ware dat zij impetranten voor aanwas wilden rekenen den grond of gemettallen van den Stinckaert, zoo die eertijds voor de inundatie is geweest. 84e. En door de vloed van 't water weder is aangewassen, verhoogd of verbeterd. 85e. Waaruit ook verstaan kan worden abusief te wezen den inhoud van de volgende vier artikelen der voorschreven eisch. 86e. Alzoo notoir is dat van ouds verscheiden groote diepten aldaar hebben geloopen. 87e. En dat al de gronden aldaar tusschen Walcheren, Bors- selen en Zuid-Beveland opkomende zijn, toebehoorende de gedaagden in dezen. 88e. En dat oostwaarts van den grond van den Stinckaert in voortijden heeft gelegen zeker diep, genaamd het Slickgat. 89e. Hetwelk nog binnen menschen memorie navigabel en bevaren is geweest met schepen van 200 en 300 lasten groot.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1931 | | pagina 130