70
104e. Dat abusief is, dat het water of diep, van ouds genaamd
het Crancktge of Crancktye, zoude zijn geweest het gescheit tus-
schen den Stinckaert en Sint-Jooslandt.
105e. Te weten voor zooveel 'd impetranten 't zelve zulks
zouden willen nemen aan de oost of zuid-oost zijde.
106e. Of de grond, daar eertijds het voorschreven Slickgat
heeft geloopen.
107e. En komende voorts tot de 9e en 10e artikelen der
voorschreven eisch, zonder ook den inhoud van dien alhier te
repeteeren.
108e. Antwoordende zeit de voornoemde procureur tot zijnen
voordeel te accepteeren, 't gene de impetranten aldaar zijn be
kennende.
109e. Te weten, dat de grond, genaamd de Wolsack, is een
opgekomen plate.
110e. Maar dat onwaarachtig en abusief is, dat deselve Wolsack
zoude wezen opgekomen annex den voorschreven Stinckaert.
111e. Als hebbende altijd gesepareerd gelegen van den Stinckaert.
112e. Zeggende voorts op de navolgende 11e en het eerste
lid van het 12e artikel der voorschreven schrifture.
113e. Expresselijk te ontkennen, behoudens impertinentie, dat
de grond genaamd de Wolsack zoude gestrekt hebben tot in
't Cranktye.
114e. Alzoo de gronden, gelegen aan de noord-of noord-west-
zijde van 't voorschreven Crancktye en strekkende tot in het voor
schreven Slickgat toe, altijd zijn genaamd geweest Sint-Jooslandt.
115e. En gehouden en gekend voor een gedeelte van het
principale gors of grond van Sint-Jooslandt.
116e. Zooals dezelve grond ook over zulks bij de gedaagdens
en hare predecesseuren van oude tijden zijn gepossideert.
117e. En beroerende het tweede lid van het voorschreven 12e
en het navolgende 13e artikel der voorschreven schrifture van eisch.
118e. Zeggen alhier impertinent te wezen hoe groot dat het
voorschreven diep de Crancktye in voortijden mag zijn geweest.