71
119e. En te ontkennen, dat de impetranten de buitengronden
tot in de voorschreven Cranektye hebben gepossideert.
120e. Zulks zijlieden willen voorwerpen in het 11e artikel
der voorschreven eisch.
121e. En beroerende, dat in 't navolgende 15e artikel werd
voorgesteld van zekeren rijsberm die de impetranten in voortijden
zouden hebben doen maken.
122e. Zeggen de gedaagdens expresselijk te ontkennen, dat
dezelve rijsberm bij henlieden zoude zijn gelegd geweest tot maine-
tinement van eenige pretense possessie.
123e. Als geleit zijnde lang te voren eer zij den voorschreven
Stinckaert gekocht hadden.
124e. En dat alleen om de diepten en de scheepvaart aldaar
te benificiëeren.
125e. Gelijk zijlieden nog meer andere bermen of hoofden op
de gronden van de impetranten hebben gedaan leggen.
126e. Hetwelk bij de gedaagdens continuerende niettemin
hare oude possessie vel quasi over de gronden daarom is
gedoocht.
127e. Overmits zij gedaagdens daarvan geen schade maar
voordeel of profijt in de verbetering van hare gronden hadden
te verwachten.
128e. Zeggende voorts impertinent te zijn hetgene in de 16e
en 17e artikelen der voorschreven schrifture van eisch gezeit wordt
van de plaats of situatie van den voorschreven rijsberm.
129e. En komende voorts tot de 18e en 19e artikelen van
de voorschreven schrifture, refererende zich de voorschreven pro
cureur tot den inhoud derzei ver.
130e. Zeit, dat niet vreemd is dat 't Cranektye aan de zuid
oostzijde naar het bedijkte land van Sint-Jooslandt een steilen
oever heeft gehad.
131e. Alzoo de grond aldaar binnen eenige jaren herwaarts
wel 40 roeden lengte is afgebroken.
132e. Maar abusief te wezen, dat'd impetranten willen zeggen